Schwep: kort voor Frank Schweppe, een Nederlandse tekstschrijver/redacteur en ballonpiloot die de wereld bekijkt vanuit ruraal Frankrijk en natuurlijk vanuit de lucht.
Sunday, May 19, 2013
Betoverend
Op donderdag 16 mei was ik onderweg per Thalys van Nederland naar mijn woonstek in Frankrijk. Twee dagen eerder had ik voor de twaalfde keer genoten van een PINC-conferentie, de door wijlen Peter van Lindonk bedachte ideeëndouche die vagelijk is afgeleid van TED maar veel inspirerender en verrassender. Als bezoeker van PINC ga je aan het einde van de dag weg uit theaterhotel Figi in Zeist met een hoofd vol ideeën, waarvan er velen pas later komen opborrelen. Je laat je betoveren, al is het maar door een dertienjarig jongetje dat na drie jaar pianoles de hele zaal platkrijgt met een stukje Brahms en een eigen compositie... En ik heb hartelijk gelachen om de bedenker van de 'Corduroy Appreciation Club', om maar iets te noemen.
De Thalys is een hogesnelheidstrein, maar wordt regelmatig geplaagd door vertragingen. Ditmaal verloren we 70 minuten doordat onverlaten een paar honderd kilo koperleiding hadden gejat van de HSL-spoorbaan net ten zuiden van Antwerpen. Op zo'n moment krijgt de Nederlands-Franse supertrein geen voorrang op de gewone tracé's van onze zuiderburen en is het dus sukkelen om de oost via Leuven om Brussel te bereiken, en lang wachten voor er weer ruimte is in de planning om op volle snelheid naar Parijs te racen.
Een volle dag in de trein heen en een volle dag in de trein terug voor een bliksembezoek van twee dagen aan Nederland, waarvan een dag zittend in een theaterzaal, is eigenlijk te gek. Maar deze veertiende PINC was een bedekte hommage aan de recent overleden Peter van Lindonk, die ik al heel lang kende, dus ik vond dat ik erbij moest zijn.
In Parijs liep ik dankzij de koperdiefjes de aansluiting op de intercitytrein richting Clermont-Ferrand op drie minuten mis. De Auvergne en sommige andere rurale regio's worden door de Franse spoorwegen niet belangrijk genoeg gevonden om hun treinen te laten aankomen op en vertrekken van het Gare de Lyon, dat via een RER-snelmetro direct is verbonden met het Gare du Nord. Wij hillbillies uit La France Profonde moeten het doen met het Gare de Bercy, waarvoor je vanuit het Gare de Lyon nog een eindje verder moet met een ordinaire metro, die uitkomt op straat een paar honderd meter van de stationsingang. Dat scheelt net die paar minuten, en dus mis je je aansluiting ondanks alle gehol door metrostations.
Van de SNCF kreeg ik gelukkig gratis een vervangend kaartje voor de volgende trein, want ik had een stempel plus handtekening van de Thalys-treinmanager op mijn ticket. Maar evengoed moest ik twee uur wachten in de doodsaaie 'relaxlounge' bovenin station Bercy.
Daarvandaan belde ik naar huis om te bevestigen hoe laat ik daadwerkelijk zou arriveren, en prompt gooide Nathalie mijn uitzicht op een welverdiende nachtrust het raam uit. “Weet je dat er morgenochtend misschien een kans is om te varen?”
We hadden twee gasten voor een ballonvaart die in ons vakantie-appartement logeerden, maar de vooruitzichten voor de hele week waren zo abonimabel geweest dat zowel zij als wij tot dan geen hoop hadden gehad op een vaart. Half Frankrijk spoelde weg door de aanhoudende regenval en al sinds een week voorspelden alle weerdiensten regen en wind voor de hele vrijdag. Maar daar kwam voor ons stukje Frankrijk plotseling verandering in, zo bleek. Oeps.
Ik groef mijn oude maar trouwe laptopje uit mijn rugzak om in te loggen op de gratis wifi van het station en de gedetailleerde weersvoorspellingen voor de luchtvaart te bekijken. Prompt meldde de inlogsite van SFR Wifi Gares dat de service niet beschikbaar was maar dat ze er hard aan werkten om de boel weer aan de gang te krijgen. Verdorie. Mijn vertraagde aankomst thuis zou pas rond half negen 's avonds zijn en dat is te laat om nog het weer te beoordelen en een ballonvaart te organiseren.
Gelukkig zat er op mijn tweedehands Android-smartfoontje een tot dan amper gebruikt app'je dat het ding kan omtoveren in een miniatuur wifi-hotspot. En dat werkte feilloos. Binnen twee minuten was mijn laptop online via de telefoon in mijn binnenzak. En zag ik dat het speciale luchtvaart-weerdiagram op MeteoBlue voor vrijdagochtend 06:00 UTC (acht uur lokale tijd) heel rustig weer te zien gaf, zij het met snel toenemende bewolking.
Dankzij de grillen van de telefoonmaatschappijen kreeg ik vervolgens onze trouwe volgautochauffeur Michel niet te pakken op zijn mobieltje, en reageerde hij ook niet op de e-mail die ik achterliet. Het telefoonnummer van zijn moeder bij wie hij om de hoek woont gaf 'niet in gebruik'. We bereidden ons er op voor dat Nathalie eventueel in haar uppie de bestelbus zou moeten besturen om de ballon te volgen.
Na de vermoeiende reis nog snel de gasten gewaarschuwd en rond middernacht het vaarplan gemaakt, laadberekeningen, meteo enzovoorts. Vrijdagochtend om vijf uur liep de wekker in mijn mobieltje alweer af, en het eerste dat ik deed nog voor ik opstond was het oproepen van de weerradar. Een hoop shit boven de Rhônevallei en de Alpen maar droog boven de Auvergne. Misschien lukt het zowaar.
We zitten nog aan de cornflakes als om kwart over zes de oude Fiat van Michel het terrein op komt hobbelen. Breed lachend stommelt hij binnen, vertelt dat hij niet had kunnen slapen en daarom rond vijf uur die ochtend was gaan zitten internetten en mijn e-mail had gezien: “We gaan varen! Rendez-vous om 06:15.” Als ballongek spring je dan meteen in je auto.
Zo valt alles plotseling op zijn plek. Op het startveld blijkt de peilballon de mooiste kant op te gaan, en de mist trekt precies op het juiste moment op. Klokslag half acht is het 'lachez moi', en zweven we boven ons dorp met een magnifiek uitzicht van meer dan honderd kilometer tot ver voorbij de Chaîne des Puys en het massief van de Sancy/Mont Dore. De vallei van de Sioule en het plateau daar direct omheen zijn gehuld in een zee van dikke mist - maar daar blijven wij net ver genoeg vandaan. We dobberen een kwartier later pal over ons huis (de dakpannen liggen allemaal goed) en drijven met een sukkelgangetje naar het westen.
Uit ravijnen stijgen wolken op als de mist begint te verdampen; het is alsof het landschap kookt. De passagiers, een stel jonge ouders uit de Bretagne, gaan uit hun dak. “Overal waar je kijkt is het prachtig!” De borrelende mistbanken geven een magische sfeer aan het toch al zo mooie landschap.
De vaart duurt anderhalf uur. We landen op de laatste druppels brandstof in een moerassig veld vlakbij een kolkende beek, versjouwen de nog opgeblazen ballon naar een iets minder drassig deel van het terrein voor we hem leeg laten lopen. De zon schijnt, de wolken die voor later op de dag buien aankondigen zijn prachtig.
Ons blauwe VW-busje arriveert, door Michel kundig over hobbelige en modderige ezelpaden gestuurd. De rit terug naar de beschaving stuitert over een blubberig karrenspoor met diepe kuilen vol modder die hoog opspat en na aankomst tot aan het dak op de auto zit. Thuis eten we door Nathalie zelfgebakken chocoladetaart en amuseert iedereen zich vervolgens kostelijk tijdens het doopceremonieel voor de nieuwbakken ballonvaarders, inclusief scheerzeepgevecht.
Een betoverende ochtend, een echt avontuur, en wij waren allemaal weer even kind. Peter van Lindonk zou het perfect hebben begrepen.
De Combrailles vanuit de lucht
Friday, March 8, 2013
Peter's circus
Ik ontmoette Peter van Lindonk voor het eerst ergens halverwege de jaren '90, in het toenmalige vLSP-kantoortje aan de Dannegracht in Breukelen.
Peter wond er geen doekjes om. Hij had wat tekstwerk van me gezien en dat beviel hem. Maar voor hij me als freelancer aan het werk zette wilde hij weten wat ik voor mens was; wat mijn interesses waren. Van Lindonk was een aardige maar indrukwekkend scherpe man. Recht op het doel af (later leerde ik dat hij soms bij potentiële klanten binnenstapte met een zandlopertje van een paar minuten, en dat hij ze in die korte tijd een contract van enige tonnen aan kon praten - over charisma gesproken).
Wat moet je zeggen in zo'n situatie? Ik wees naar de straat waar mijn blauwe bestelbusje stond. “In die auto zit mijn ballon, en na dit gesprek rijd ik naar een ballonwedstrijd die drie dagen duurt. Daar wijkt bijna alles voor. Maar ik haal mijn deadlines.”
Later leerde ik dat Peter ook een tot het uiterste doorgeslagen hobby had: het circus. Hij was zelfs spreekstalmeester van het Kerstcircus in Carré. Dat iemand een liefhebberij had waarvoor hij flinke offers bracht, dat begreep hij. Circus en ballonvaren, het zijn allebei dingen waarvoor je een beetje kind moet blijven om er ten volle van te kunnen genieten.
Niet lang na dat gesprek kreeg ik mijn eerste opdracht voor van Lindonk Special Projects. Later mocht ik aan een paar bijzondere projecten werken die me lang zullen bijblijven, waaronder Prikkels voor Albert Heijn, en - hoe kan het anders - een boek over de historie van een circustheater.
Peter bleek meer dan zomaar een klant. Hij was een mentor die zijn freelance creatieven ertoe aanzette boven zichzelf uit te stijgen. “We moeten een boek maken voor de Rabobank - in tien dagen. Kan dat?” “Nee Peter, maar we doen het toch.”
Natuurlijk is Peter samen met Nelleke een keer meegevaren in mijn ballon, boven het Groene Hart. In zijn achtertuin heb ik hem gedoopt tot Graaf Pieter Willem van de Maarsseveense Plassen tot Wavergemaal, want zo hoort dat onder aeronauten. Tegen die tijd was de relatie meer dan alleen zakelijk geworden.
In 2000 organiseerde Peter de eerste PINC-conferentie in Zeist. Enkele jaren daarna verkocht hij zijn uitgeverij om zich voor tweehonderd procent op zijn eigen circus te storten, dat boeket van bijzondere sprekers en memorabele intermezzo's.
Mijn blauwe ballonvaarderbusje vervoerde voor PINC.1 noodzakelijke spullen naar Figi. Velen staken vrijwillig een handje toe, want er was weinig budget en het moest een mooi feest worden. Voor Peter deed je dat. Eigenlijk had-ie een club. Peter's Circus.
Prikkels, het boek met de radio in de kaft gekoppeld aan een wekelijks radioprogramma uitgezonden op de kortegolf, was een van de laatste grote boekprojecten die hij aanpakte in de aanlooptijd van PINC.1. Albert Heijn liet er in het najaar van 1999 maar liefst 75.000 van drukken. Van Peter mocht ik er de tekst voor schrijven, samen met Bas van Lier. Achteraf gezien zaten in dat boek veel knipogen naar PINC - de meeste deelnemers aan de brainstormsessies over Prikkels bleven daarna op een of andere manier betrokken bij Peter's unieke conferentie, en dat malle oranje boek was een soortgelijk boeket van opvallende weetjes en inspirerende ideeën.
In de inleiding van Prikkels schreven we: “Lach, en voel dat u leeft. Wacht niet tot morgen. Proef de dag. Ruik, voel, zie en hoor hem.”
Dat was voor Albert Heijn - zogenaamd. Maar natuurlijk was het namens Peter.
Spreekstalmeester Graaf Pieter Willem van de Maarsseveense Plassen tot Wavergemaal, boekenmaker, mentor, inspirator, levensgenieter, bedenker van de leukste conferentie van Nederland, overleed op 2 maart van dit jaar.
Als er ergens in een andere dimensie een circus is, dan liggen daar een rode jas en een hoge hoed voor hem klaar.
Dag Peter.
P.S. Voor wie nog nooit een PINC-conferentie heeft meegemaakt: in mei is wellicht uw laatste kans, want op Peter's verzoek gaat PINC 14 gewoon door. www.pinc.nl.
Wednesday, October 24, 2012
Flessenpost
WhatsApp is een slimme app waarmee je met elk merk en type smartphone SMS-achtige berichten kan sturen, zonder gebruik te maken van de SMS-dienst van je telefoonmaatschappij. Het is makkelijk te gebruiken en zo opgebouwd dat je er ietswat Facebookig mee kunt chatten. Een kletsprogramma voor je mobieltje dus.
Da's leuk. Maar zoals met alle leuke dingen geldt dat overmaat schaadt. Als een slimme meid van een keurige middelbare school wordt gestuurd omdat ze onophoudelijk zit te WhatsApp'en tijdens de lessen, dertigduizend berichten per maand stuurt en ontvangt en met niets anders meer bezig kan zijn - dan is sprake van ongezonde verslaving.
Het kan ook anders.
Onlangs vond een Iers jongetje op het strand een fles met een brief erin, in 2004 door twee Canadese meisjes van toen 12 jaar oud ergens langs de Hudson-baai in zee gegooid. Dankzij Internet achterhaalde het 9 jaar oude knulletje in een paar dagen de twee meiden en konden ze met elkaar video-chatten. De inmiddels twintig jaar oude briefschrijfsters komen volgend jaar bij de gelukkige vinder van hun flessenpost logeren. Zo maakt de langzaamste vorm van 'ongerichte' berichtenverzending gecombineerd met moderne technologie een echte en wellicht hechte vriendschap mogelijk.
Eén bericht in acht jaar. En toch raak.
http://tinyurl.com/cu4ymnp
Friday, December 23, 2011
Het Nieuwe Werken is Geen Leven
Mijn broer, senior PR-adviseur bij een gewichtige organisatie en als zodanig altijd in de weer met Blackberry, laptop en straks naar eigen zeggen ook met een iPad, blogde onlangs over de website van De Het Nieuwe Werken Beweging. Feitelijk is dat een reclamesite van KPN, die bedrijven voor veel geld aan allerlei telecom-oplossingen wil helpen om hun efficiency te verbeteren.
In theorie betekent Het Nieuwe Werken (met hoofdletters) dat mensen regelmatig thuis kunnen werken en zodoende geen tijd verdoen in files; dat ze in de trein al forensend met de laptop aan documenten kunnen werken en dus minder tijd op kantoor hoeven door te brengen. Enzovoorts. Je draagbare computer, in welke vorm dan ook, is je kantoor en daardoor word je niet langer afgerekend op je fysieke aanwezigheid van negen tot vijf in een of andere kantoorbunker van beton en glas in een anonieme kantoorwijk. Je zou meer vrijheid moeten krijgen om zelf je tijd in te delen en werk en privéleven met elkaar in balans te brengen. Klinkt mooi.
In de praktijk betekent het vooral dat je zeven dagen per week en 24 uur per dag geacht wordt bereikbaar en voor de baas bezig te zijn. Zelfs als je je kinderen naar school brengt, een luier verschoont of van je welverdiende vakantie aan het genieten bent, bliept je iBlackPodPhoneAardbeiGadget om de paar minuten met dringende berichten waarop je per ommegaande antwoord dient te geven. In het kantoorgebouw van je werkgever heb je geen vaste werkplek meer: je moet het doen met een verrijdbaar ladenblokje dat je als een vliegtuigkoffertje achter je aan dient te trekken door een immense kantoortuin, op zoek naar een bureau of tafeltje dat nog niet is bezet. Als je filevermijdend of in-de-trein-werkend later op kantoor arriveert heb je geen plek om te zitten, dus stort je je in de praktijk toch in de spitsdrukte, of ga je zelfs nog eerder van huis dan vroeger om zeker te zijn dat een van je favoriete werkplekken, met het beste uitzicht op het park buiten of op de leuke assistente, beschikbaar is als je arriveert...
Vorig jaar was ik op werkbezoek bij een Grote Organisatie, voor overleg met de directeur van een van hun dochterondernemingen. Grote kantoortoren in Utrecht, parkeerdak vol glanzende leaseauto's, jaaromzet van vele honderden miljoenen, gelikt ogende brochures vol onduidelijke kunst en nog onduidelijker heteluchttaal. De betreffende directeur, verantwoordelijk voor een honderdtal vaste medewerkers en een bestand van enkele duizenden potentieel gedetacheerden, moest met mij in de bedrijfsbar aan een tafeltje gaan zitten, want zelf had-ie geen nette kamer met een vergadertafel. Dat is Het Nieuwe Werken: nul privacy op kantoor, zelfs voor mensen met grote verantwoordelijkheden die regelmatig vertrouwelijke gesprekken moeten kunnen voeren.
KPN heeft een videopresentatie laten maken over wat zij zien als Het Nieuwe Werken. Irritant ritmisch pom-pom-pom deuntje erachter, en dan van die bevroren 3D-beelden van blije mensen die Nieuw aan Het Werken zijn, met tabletcomputers in de hand, laptops op schoot en flatscreens om zich heen: in een veel te glad gedecoreerd stadsappartement terwijl zoontje-in-pyjama met zijn Wii-spelcomputer door de kamer dartelt, in een grotendeels lege eersteklas treincoupé, in de wachtruimte op een vliegveld, in een kantoor volgestouwd met schermen, in een neo-modernistische ontmoetingsruimte 'succes' vierend met knallende champagne. Als me iets duidelijk wordt is dat ze het bij de nationale telecommer niet begrepen hebben.
Ik zie niet wat er nieuw is aan Het Nieuwe Werken. Als freelancer werk ik al achttien jaar vanuit huis en met gebruikmaking van een laptop onderweg of bij mijn klanten, en al rond 1990 nam ik af en toe een sjouwcomputer mee naar huis om geconcentreerd te kunnen werken aan een tekst voor de bedrijfskrant van Shell waar ik redacteur van was. De nieuwigheid is hoogstens dat je je niet meer kunt concentreren omdat je dankzij al die kekke netwerktechniek van KPN onophoudelijk wordt gestoord.
E-mail heb ik altijd gezien als een voortreffelijk middel om selectief bereikbaar te zijn. In 21ste-eeuwse management-speak heet dat 'work-life balance'. Voor mij betekent het dat ik buiten bezig kan zijn onze ezels hooi te voeren en keutels uit hun hok te scheppen, terwijl op mijn computer een bericht binnenkomt dat ik na een passende portie hippisch geknuffel op mijn gemak kan beantwoorden, in plaats van op mijn modderlaarzen het huis in te moeten stormen omdat de telefoon gaat. De telecommers van Het Nieuwe Werken zouden graag zien dat ik vanuit het ezelhok meteen met een smartphone berichten terugstuur naar mensen die mij met o-zo-dringende mails bestoken... Maar waar ik woon is een blackberry iets waar je confiture van maakt.
Er is natuurlijk geen sprake van enige work-life balance bij Het Nieuwe Werken. Zo zie ik in de KPN-presentatie een mevrouw die efficient en blijmoedig aan het werk is in de trein, laptop op schoot. “Hoe voelt het... Om onderweg geen tijd te verliezen?”, blaat KPN.
Nou, heel druk en gestresst denk ik. Achter die mevrouw zit een jongeman zonder laptop of tablet. Dat vindt KPN “tijdverlies”. Maar als je het beeld in detail bekijkt zie je die jongen geconcentreerd op een dik boek, zo te zien iets wetenschappelijks, met een technisch ogende illustratie tussen de tekst. Die zit een vak te leren. Wie van de twee is het meest nuttig bezig? Ooit las ik Lord of the Rings in de trein, elke dag een uur heen en een uur terug naar mijn toenmalige werk. Tijdverspilling?
Ik houd ook van treinreizen omdat ik dan naar buiten kan kijken en het landschap aan me voorbij zie trekken. De reis is net zo belangrijk als de aankomst. Maar in de optiek van Het Nieuwe Werken is er geen plaats meer voor reflectie, want elke minuut die je niet online bent, al tikkend, touchend, muizend, powerprutpresenterend, bloggend, facebookend en twitterend, is verspilde tijd. Druk, druk, druk. Intussen rinkelt bij de telecommers de kassa. Follow the money...
Het Nieuwe Werken is vooral: geen tijd krijgen om te leven.
In theorie betekent Het Nieuwe Werken (met hoofdletters) dat mensen regelmatig thuis kunnen werken en zodoende geen tijd verdoen in files; dat ze in de trein al forensend met de laptop aan documenten kunnen werken en dus minder tijd op kantoor hoeven door te brengen. Enzovoorts. Je draagbare computer, in welke vorm dan ook, is je kantoor en daardoor word je niet langer afgerekend op je fysieke aanwezigheid van negen tot vijf in een of andere kantoorbunker van beton en glas in een anonieme kantoorwijk. Je zou meer vrijheid moeten krijgen om zelf je tijd in te delen en werk en privéleven met elkaar in balans te brengen. Klinkt mooi.
In de praktijk betekent het vooral dat je zeven dagen per week en 24 uur per dag geacht wordt bereikbaar en voor de baas bezig te zijn. Zelfs als je je kinderen naar school brengt, een luier verschoont of van je welverdiende vakantie aan het genieten bent, bliept je iBlackPodPhoneAardbeiGadget om de paar minuten met dringende berichten waarop je per ommegaande antwoord dient te geven. In het kantoorgebouw van je werkgever heb je geen vaste werkplek meer: je moet het doen met een verrijdbaar ladenblokje dat je als een vliegtuigkoffertje achter je aan dient te trekken door een immense kantoortuin, op zoek naar een bureau of tafeltje dat nog niet is bezet. Als je filevermijdend of in-de-trein-werkend later op kantoor arriveert heb je geen plek om te zitten, dus stort je je in de praktijk toch in de spitsdrukte, of ga je zelfs nog eerder van huis dan vroeger om zeker te zijn dat een van je favoriete werkplekken, met het beste uitzicht op het park buiten of op de leuke assistente, beschikbaar is als je arriveert...
Vorig jaar was ik op werkbezoek bij een Grote Organisatie, voor overleg met de directeur van een van hun dochterondernemingen. Grote kantoortoren in Utrecht, parkeerdak vol glanzende leaseauto's, jaaromzet van vele honderden miljoenen, gelikt ogende brochures vol onduidelijke kunst en nog onduidelijker heteluchttaal. De betreffende directeur, verantwoordelijk voor een honderdtal vaste medewerkers en een bestand van enkele duizenden potentieel gedetacheerden, moest met mij in de bedrijfsbar aan een tafeltje gaan zitten, want zelf had-ie geen nette kamer met een vergadertafel. Dat is Het Nieuwe Werken: nul privacy op kantoor, zelfs voor mensen met grote verantwoordelijkheden die regelmatig vertrouwelijke gesprekken moeten kunnen voeren.
KPN heeft een videopresentatie laten maken over wat zij zien als Het Nieuwe Werken. Irritant ritmisch pom-pom-pom deuntje erachter, en dan van die bevroren 3D-beelden van blije mensen die Nieuw aan Het Werken zijn, met tabletcomputers in de hand, laptops op schoot en flatscreens om zich heen: in een veel te glad gedecoreerd stadsappartement terwijl zoontje-in-pyjama met zijn Wii-spelcomputer door de kamer dartelt, in een grotendeels lege eersteklas treincoupé, in de wachtruimte op een vliegveld, in een kantoor volgestouwd met schermen, in een neo-modernistische ontmoetingsruimte 'succes' vierend met knallende champagne. Als me iets duidelijk wordt is dat ze het bij de nationale telecommer niet begrepen hebben.
Ik zie niet wat er nieuw is aan Het Nieuwe Werken. Als freelancer werk ik al achttien jaar vanuit huis en met gebruikmaking van een laptop onderweg of bij mijn klanten, en al rond 1990 nam ik af en toe een sjouwcomputer mee naar huis om geconcentreerd te kunnen werken aan een tekst voor de bedrijfskrant van Shell waar ik redacteur van was. De nieuwigheid is hoogstens dat je je niet meer kunt concentreren omdat je dankzij al die kekke netwerktechniek van KPN onophoudelijk wordt gestoord.
E-mail heb ik altijd gezien als een voortreffelijk middel om selectief bereikbaar te zijn. In 21ste-eeuwse management-speak heet dat 'work-life balance'. Voor mij betekent het dat ik buiten bezig kan zijn onze ezels hooi te voeren en keutels uit hun hok te scheppen, terwijl op mijn computer een bericht binnenkomt dat ik na een passende portie hippisch geknuffel op mijn gemak kan beantwoorden, in plaats van op mijn modderlaarzen het huis in te moeten stormen omdat de telefoon gaat. De telecommers van Het Nieuwe Werken zouden graag zien dat ik vanuit het ezelhok meteen met een smartphone berichten terugstuur naar mensen die mij met o-zo-dringende mails bestoken... Maar waar ik woon is een blackberry iets waar je confiture van maakt.
Er is natuurlijk geen sprake van enige work-life balance bij Het Nieuwe Werken. Zo zie ik in de KPN-presentatie een mevrouw die efficient en blijmoedig aan het werk is in de trein, laptop op schoot. “Hoe voelt het... Om onderweg geen tijd te verliezen?”, blaat KPN.
Nou, heel druk en gestresst denk ik. Achter die mevrouw zit een jongeman zonder laptop of tablet. Dat vindt KPN “tijdverlies”. Maar als je het beeld in detail bekijkt zie je die jongen geconcentreerd op een dik boek, zo te zien iets wetenschappelijks, met een technisch ogende illustratie tussen de tekst. Die zit een vak te leren. Wie van de twee is het meest nuttig bezig? Ooit las ik Lord of the Rings in de trein, elke dag een uur heen en een uur terug naar mijn toenmalige werk. Tijdverspilling?
Ik houd ook van treinreizen omdat ik dan naar buiten kan kijken en het landschap aan me voorbij zie trekken. De reis is net zo belangrijk als de aankomst. Maar in de optiek van Het Nieuwe Werken is er geen plaats meer voor reflectie, want elke minuut die je niet online bent, al tikkend, touchend, muizend, powerprutpresenterend, bloggend, facebookend en twitterend, is verspilde tijd. Druk, druk, druk. Intussen rinkelt bij de telecommers de kassa. Follow the money...
Het Nieuwe Werken is vooral: geen tijd krijgen om te leven.
Thursday, December 22, 2011
Ezel onder de kerstboom
Zo'n dertig mensen, waarvan de helft kinderen, verzamelden op 21 december in het stalgedeelte van een oude boerenhoeve op een halve kilometer van ons huis. Dik stro op de vloer, rijke kerstdecoratie, een hand-draaiorgeltje, lange tafels met door de deelnemers zelf gebakken lekkers, warme chocolademelk, cider, en een show voor de kinderen met in de hoofdrol Nournours de slimme ezel. Want bij Kerstmis hoort een stalletje met de trouwste vriend van de mens.
Nournours vormt een komisch duo met zijn baas Mathieu, de regionale paardenfluisteraar, acrobatisch ruiter en paardentandarts. Hij heeft er lol in om publiek te amuseren. Hij laat zich, ruggelings in het stro liggend, door Mathieu 'reanimeren' en als ligbank gebruiken, laat zijn baas op zijn rug staan terwijl die zich aan zijn lange oren vasthoudt en doet of hij op een motorfiets rijdt. Dat soort dingen. En dat binnen, op een “piste” van enkele vierkante meters.
De kinderen, uitgedost met kerstmutsen, waren verrukt. Na de voorstelling ging het leidsel los en mengde de ezel zich doodgemoedereerd en totaal los onder het publiek, voor een aai hier en een zandtaartkoekje daar. Hij ging niet aan tafel zitten voor een biertje, al kan-ie dat wel als onderdeel van een andere voorstelling van paarden- en ezelcircus Les Hipponautes.
Ik denk dat sommige van de kids die op 21 december bij die kerststal-voorstelling van de Ezel met Gebruiksaanwijzing waren, geen spelcomputer of ander elektronisch gadget onder de boom willen hebben. “Un Nournours, Papa !” En dan bedoelen die Franse kinderen daar geen teddybeer mee.
Nournours vormt een komisch duo met zijn baas Mathieu, de regionale paardenfluisteraar, acrobatisch ruiter en paardentandarts. Hij heeft er lol in om publiek te amuseren. Hij laat zich, ruggelings in het stro liggend, door Mathieu 'reanimeren' en als ligbank gebruiken, laat zijn baas op zijn rug staan terwijl die zich aan zijn lange oren vasthoudt en doet of hij op een motorfiets rijdt. Dat soort dingen. En dat binnen, op een “piste” van enkele vierkante meters.
De kinderen, uitgedost met kerstmutsen, waren verrukt. Na de voorstelling ging het leidsel los en mengde de ezel zich doodgemoedereerd en totaal los onder het publiek, voor een aai hier en een zandtaartkoekje daar. Hij ging niet aan tafel zitten voor een biertje, al kan-ie dat wel als onderdeel van een andere voorstelling van paarden- en ezelcircus Les Hipponautes.
Ik denk dat sommige van de kids die op 21 december bij die kerststal-voorstelling van de Ezel met Gebruiksaanwijzing waren, geen spelcomputer of ander elektronisch gadget onder de boom willen hebben. “Un Nournours, Papa !” En dan bedoelen die Franse kinderen daar geen teddybeer mee.
Thursday, December 1, 2011
Winterschoeisel
Sneeuw, modder, ijs, klei, nat gras, ochtenddauw, regen: je schoenen moeten er tegen kunnen als je veel buiten actief bent. De winter nadert, al laat hij ongewoon lang op zich wachten, en het schoeisel van zowel mens als machine was intussen wat versleten.
Mevrouw kreeg zodoende een paar nieuwe bergwandelschoenen. Daarmee kan ze niet alleen de winter door, maar krijgt ze ook geen natte voeten bij het werken met de ballon op bedauwde ochtenden in het voorjaar en de zomer. Meindls, want die passen haar goed en gaan lang mee. Met Goretex voering, want zelfs de best ingevette lederen schoenen houden zware dauw niet eindeloos tegen.
Mijn bejaarde VW-busje, dat nu al zestien jaar trouw dienst doet als volgvoertuig van ons ballonteam, moet meestal via modderige boerenpaden en over vochtige weilanden de afgelegen plekken bereiken waar ik ben neergestreken. En vaak bergopwaarts - als het niet op de heenweg is, dan terug, en nog volbeladen ook.
De meeste collega's gebruiken grofstoffelijke, één-op-vijf slurpende Landrovers met aanhangers voor het ballonbergwerk. Maar onze kleine ballon past compleet in de laadruimte van de VW Transporter. Voor de twee passagiers, de piloot en twee teamleden is er de dubbele cabine met vijf zitplaatsen. Zonder aanhanger is het een stuk makkelijker om een eind achteruit te rijden op een smal boerenpaadje als je verkeerd bent gereden tijdens de zoektocht naar de ballon.
Ons busje heeft geen vierwielaandrijving, maar met een paar goed geprofileerde winterbanden komt hij meestal verbazend ver in glibberige velden, zelfs bergopwaarts. Dus rijd ik nooit op zomerbanden. Winterbanden slijten iets sneller omdat ze van een wat zachtere rubbersoort zijn gemaakt *), maar dat geringe nadeel neem ik graag voor lief om de ballon te kunnen bereiken op moeilijke plekken en ons zodoende allerlei gesjouw te besparen.
Tot nu toe kocht ik altijd banden van Michelin. Logisch als je in de Auvergne woont, waar het hoofdkwartier van 's werelds meest vermaarde bandenmaker is gevestigd. Maar dit jaar waren de Bibendum sloffen in de juiste maat niet te krijgen. Blijkbaar is er een chronisch tekort aan winterbanden. Ik kijk er niet raar van op als dat iets te maken heeft met delokalisering en inkrimping van fabrieken. Volgens onze dorpsgaragist gaan de meeste wintersloffen naar noordelijke landen en blijven er zodoende te weinig over voor ballonvarende bergbewoners als wij. Mijn oude busje heeft iets minder brede en lage banden dan de meer recente modellen, en dat maakt het er niet makkelijker op. Maar na lang zoeken vond hij toch een paar passende 195/70 R15 banden, van Firestone. Indrukwekkend geprofileerd rubber waarmee we vast een heel eind komen in modderig terrein. En als de sneeuw en de ijzel toch nog arriveren zijn mens en auto er klaar voor.
*) Winterbanden zijn niet alleen van nut in de sneeuw, ze hebben dankzij een flexibeler rubbersamenstelling bij temperaturen onder 7 graden ook meer greep op de weg dan zomerbanden.
Mevrouw kreeg zodoende een paar nieuwe bergwandelschoenen. Daarmee kan ze niet alleen de winter door, maar krijgt ze ook geen natte voeten bij het werken met de ballon op bedauwde ochtenden in het voorjaar en de zomer. Meindls, want die passen haar goed en gaan lang mee. Met Goretex voering, want zelfs de best ingevette lederen schoenen houden zware dauw niet eindeloos tegen.
Mijn bejaarde VW-busje, dat nu al zestien jaar trouw dienst doet als volgvoertuig van ons ballonteam, moet meestal via modderige boerenpaden en over vochtige weilanden de afgelegen plekken bereiken waar ik ben neergestreken. En vaak bergopwaarts - als het niet op de heenweg is, dan terug, en nog volbeladen ook.
De meeste collega's gebruiken grofstoffelijke, één-op-vijf slurpende Landrovers met aanhangers voor het ballonbergwerk. Maar onze kleine ballon past compleet in de laadruimte van de VW Transporter. Voor de twee passagiers, de piloot en twee teamleden is er de dubbele cabine met vijf zitplaatsen. Zonder aanhanger is het een stuk makkelijker om een eind achteruit te rijden op een smal boerenpaadje als je verkeerd bent gereden tijdens de zoektocht naar de ballon.
Ons busje heeft geen vierwielaandrijving, maar met een paar goed geprofileerde winterbanden komt hij meestal verbazend ver in glibberige velden, zelfs bergopwaarts. Dus rijd ik nooit op zomerbanden. Winterbanden slijten iets sneller omdat ze van een wat zachtere rubbersoort zijn gemaakt *), maar dat geringe nadeel neem ik graag voor lief om de ballon te kunnen bereiken op moeilijke plekken en ons zodoende allerlei gesjouw te besparen.
Tot nu toe kocht ik altijd banden van Michelin. Logisch als je in de Auvergne woont, waar het hoofdkwartier van 's werelds meest vermaarde bandenmaker is gevestigd. Maar dit jaar waren de Bibendum sloffen in de juiste maat niet te krijgen. Blijkbaar is er een chronisch tekort aan winterbanden. Ik kijk er niet raar van op als dat iets te maken heeft met delokalisering en inkrimping van fabrieken. Volgens onze dorpsgaragist gaan de meeste wintersloffen naar noordelijke landen en blijven er zodoende te weinig over voor ballonvarende bergbewoners als wij. Mijn oude busje heeft iets minder brede en lage banden dan de meer recente modellen, en dat maakt het er niet makkelijker op. Maar na lang zoeken vond hij toch een paar passende 195/70 R15 banden, van Firestone. Indrukwekkend geprofileerd rubber waarmee we vast een heel eind komen in modderig terrein. En als de sneeuw en de ijzel toch nog arriveren zijn mens en auto er klaar voor.
*) Winterbanden zijn niet alleen van nut in de sneeuw, ze hebben dankzij een flexibeler rubbersamenstelling bij temperaturen onder 7 graden ook meer greep op de weg dan zomerbanden.
Sunday, November 20, 2011
Appeltaart
Als je een tijdje zeer ruraal woont kijk je op een andere manier tegen het landschap aan. In het begin vind je als ex-stadsbewoner vooral dat alles zo mooi is, en zo kalm. Dan word je geadopteerd door een ezel, die krijgt een veulen, en zonder dat je dat ooit van plan was ben je op zeker moment een ezelhoeder met twee grazers van elk een kwart ton in de tuin. In de loop van de jaren raak je ook meer geïnteresseerd in het wel en wee van de talloze kleine en minder kleine vogels, zwerfkatten, hermelijnen, egels, padden, bijen, hommels en talloze andere levensvormen om je heen. Je plant fruitbomen en ziet die groeien, hopend dat er iets eetbaars aan gaat groeien. Je vrouw begint een moestuin, en die wordt steeds groter en ingewikkelder. De ezels doneren hun mest, door tussenkomst van een bedrijfsredacteur met een mestvork en kruiwagen. Ze krijgen er biologisch gekweekte maïs voor terug. Wij salade, broccoli, komkommers, pompoenen, snijbieten, aardbeien en tomaten.
Tegenwoordig zie ik de omgeving vooral als voedsel. Net als veel andere Franse regio’s hadden we dit jaar last van grote droogte in het voorjaar, en dus een slechte hooiopbrengst. De boer die ons normaal regelmatig een paar balen brengt kon ons niets leveren – hij had bij lange na niet genoeg voor zijn eigen vee.
Ons terrein is te klein om onze twee ezelinnen het hele jaar te laten eten. Dus werd voor mij de berm van ons landweggetje plotseling een voedselbron: met mijn zeis maaide ik kruiwagens vol mooi lang bermgras waar de dames maar wat blij mee waren. I-aaa! En ik baalde toen de ene gemeentewerker die ons dorpje rijk is op zeker moment de berm kort maaide met een vernietigende verhakselmachine, voor ik zelf alles als mooie lange, krokante stengels had kunnen oogsten. Verdorie.
Gelukkig bood een buurman uitkomst. Hij vroeg of onze ezels een stuk braakliggend terrein bij zijn oude boerenhoeve konden komen ‘bewerken’: een veldje dat te klein en te diep gelegen was voor een tractor, en vol distels en ander lastig spul. Nu maken we minimaal twee keer per week de voettocht met ezels Ninon en Sego naar dat terrein, 's ochtends heen en 's avonds terug, want de dames willen 's nachts liever in onze tuin staan - toen we ze in eerste instantie in het andere veld wilden laten overnachten sprongen ze doodleuk over het niet bijster hoge hek en wandelden op eigen houtje terug.
In dat buurveldje staat een grote semi-wilde appelboom, precies op de erfgrens. Begin september begonnen daar appels te vallen, en dat waren hele mooie.
Ezels zijn dol op appels. Zodra er een valt is het hap, en weg. In tegenstelling tot paarden en koeien, die het fruit in één keer proberen in te slikken en erin kunnen stikken, kauwen ezels het volledig tot moes. Het sap loopt ze erbij uit de bek. Heerlijk !
Na overleg met de buurman bij wie de betreffende boom wortelde mochten we alles dat boven de ezels hing plukken als we dat wilden. Hij deed er niets mee. We besloten bij elk bezoek ‘een paar’ appels te plukken of uit de boom te schudden, en wandelden keer op keer terug naar huis met gevulde plastic tassen en uitpuilende jaszakken. 2011 is een goed appeljaar, en de appels uit het ezelveld bleken bijzonder smakelijk. We selecteerden de betere exemplaren uit voor langdurige opslag in onze fruit- en aardappelkelder. Daar liggen ze nu in nette rijen. Voor de ezels zijn er bakken vol met iets gebutste appels uit ‘hun’ boom en met andere wilde appeltjes, want langs de paden hier groeien verschillende appelbomen. Buren en vrienden die weten van het hooitekort voor onze ezels doneerden appels uit hun tuinen. Met al die vitaminen lopen ze er blakend bij.
Nathalie fourageert regelmatig in de kelder en maakt lekkernijen: appelgelei en appel-vlierbesconfiture. Appeltaart. Appeltoetjes. Appelmoes. Appelsap.
Gisteren bakte ze weer een overheerlijke, glutenvrije appeltaart. Vanmorgen nam ik daar een flinke punt van als ontbijt. Met een toefje slagroom, want het is crisis en juist dan moet je blijven genieten van dat soort kleine dingen.
Dat deed me denken aan de Amsterdamse Golf Club. Daar zat ik een maand geleden in de herfstzon op het terras van het clubgebouw, waar het barpersoneel mijn ouders en mij een paar punten van een van de beste oerhollandse appeltaarten serveerde die ik sinds lange tijd had gegeten. Zelfgebakken en nog warm.
We waren te gast op een golftoernooi dat de AGC samen met ANWB Golf had georganiseerd ter nagedachtenis aan mijn jongste broer Jort, die een jaar geleden overleed aan kanker. Jort was een groot golfspeler, die vele wedstrijden won bij de AGC en nationaal, en die de laatste jaren de grote drijvende kracht was bij ANWB Golf. Hij was, constateerden wij tijdens ons bezoek aan de golfclub, zeer geliefd.
Mijn broer zal vaak aan hetzelfde tafeltje met uitzicht op de achttiende hole zo'n warm stukje appelgebak naar binnen hebben gewerkt. Natuurlijk met slagroom.
Dag Jort. Als ik verse appeltaart eet denk ik even aan je.
Tegenwoordig zie ik de omgeving vooral als voedsel. Net als veel andere Franse regio’s hadden we dit jaar last van grote droogte in het voorjaar, en dus een slechte hooiopbrengst. De boer die ons normaal regelmatig een paar balen brengt kon ons niets leveren – hij had bij lange na niet genoeg voor zijn eigen vee.
Ons terrein is te klein om onze twee ezelinnen het hele jaar te laten eten. Dus werd voor mij de berm van ons landweggetje plotseling een voedselbron: met mijn zeis maaide ik kruiwagens vol mooi lang bermgras waar de dames maar wat blij mee waren. I-aaa! En ik baalde toen de ene gemeentewerker die ons dorpje rijk is op zeker moment de berm kort maaide met een vernietigende verhakselmachine, voor ik zelf alles als mooie lange, krokante stengels had kunnen oogsten. Verdorie.
Gelukkig bood een buurman uitkomst. Hij vroeg of onze ezels een stuk braakliggend terrein bij zijn oude boerenhoeve konden komen ‘bewerken’: een veldje dat te klein en te diep gelegen was voor een tractor, en vol distels en ander lastig spul. Nu maken we minimaal twee keer per week de voettocht met ezels Ninon en Sego naar dat terrein, 's ochtends heen en 's avonds terug, want de dames willen 's nachts liever in onze tuin staan - toen we ze in eerste instantie in het andere veld wilden laten overnachten sprongen ze doodleuk over het niet bijster hoge hek en wandelden op eigen houtje terug.
In dat buurveldje staat een grote semi-wilde appelboom, precies op de erfgrens. Begin september begonnen daar appels te vallen, en dat waren hele mooie.
Ezels zijn dol op appels. Zodra er een valt is het hap, en weg. In tegenstelling tot paarden en koeien, die het fruit in één keer proberen in te slikken en erin kunnen stikken, kauwen ezels het volledig tot moes. Het sap loopt ze erbij uit de bek. Heerlijk !
Na overleg met de buurman bij wie de betreffende boom wortelde mochten we alles dat boven de ezels hing plukken als we dat wilden. Hij deed er niets mee. We besloten bij elk bezoek ‘een paar’ appels te plukken of uit de boom te schudden, en wandelden keer op keer terug naar huis met gevulde plastic tassen en uitpuilende jaszakken. 2011 is een goed appeljaar, en de appels uit het ezelveld bleken bijzonder smakelijk. We selecteerden de betere exemplaren uit voor langdurige opslag in onze fruit- en aardappelkelder. Daar liggen ze nu in nette rijen. Voor de ezels zijn er bakken vol met iets gebutste appels uit ‘hun’ boom en met andere wilde appeltjes, want langs de paden hier groeien verschillende appelbomen. Buren en vrienden die weten van het hooitekort voor onze ezels doneerden appels uit hun tuinen. Met al die vitaminen lopen ze er blakend bij.
Appelvoorraad |
Nathalie fourageert regelmatig in de kelder en maakt lekkernijen: appelgelei en appel-vlierbesconfiture. Appeltaart. Appeltoetjes. Appelmoes. Appelsap.
Gisteren bakte ze weer een overheerlijke, glutenvrije appeltaart. Vanmorgen nam ik daar een flinke punt van als ontbijt. Met een toefje slagroom, want het is crisis en juist dan moet je blijven genieten van dat soort kleine dingen.
Dat deed me denken aan de Amsterdamse Golf Club. Daar zat ik een maand geleden in de herfstzon op het terras van het clubgebouw, waar het barpersoneel mijn ouders en mij een paar punten van een van de beste oerhollandse appeltaarten serveerde die ik sinds lange tijd had gegeten. Zelfgebakken en nog warm.
We waren te gast op een golftoernooi dat de AGC samen met ANWB Golf had georganiseerd ter nagedachtenis aan mijn jongste broer Jort, die een jaar geleden overleed aan kanker. Jort was een groot golfspeler, die vele wedstrijden won bij de AGC en nationaal, en die de laatste jaren de grote drijvende kracht was bij ANWB Golf. Hij was, constateerden wij tijdens ons bezoek aan de golfclub, zeer geliefd.
Mijn broer zal vaak aan hetzelfde tafeltje met uitzicht op de achttiende hole zo'n warm stukje appelgebak naar binnen hebben gewerkt. Natuurlijk met slagroom.
Dag Jort. Als ik verse appeltaart eet denk ik even aan je.
Labels:
appel,
appeltaart,
ezels,
landleven
Location:
Sauret-Besserve, France
Subscribe to:
Posts (Atom)