Stel, je bent baas van een kerncentrale. Zeg ergens aan de kust van een eiland dat regelmatig geplaagd wordt door stevige aardbevingen. Af en toe een vloedgolfje. Ken net, weet u wel.
Op een dag laat de planeet een boer en wordt je centrale wat extra opgeschud. OK, procedure, de reactoren schakelen uit, geen stroom; daar heb je dieselgeneratoren voor, pokke pokke pokke, alles draait lekker door, hier en daar is er een buis wat verbogen of zit een klep wat vast. Maar in grote lijnen is alles onder controle.
Komt er een vloedgolf die je centrale vier meter diep onder water zet, en je dieselgeneratoren geven de geest. Een paar uur later ook de batterijen, enzovoorts, enzovoorts. Het wordt wat heet onder de voeten.
Welke nummers zou je als kerncentrale-baas in je telefoon geprogrammeerd hebben? De brandweer? De politie? Het leger? Je minister van energiezaken?
Tipje voor elke kerncentralemanager: +33 (0) 2 47 98 65 00 .
Groupe INTRA. Oftewel 'Groupe d'INTervention Robotique sur Accidents nucleaire'.
Dat zijn jongens met een legertje grote en kleine robots die speciaal zijn gebouwd om in plaats van mensen de helse stralingsomgeving van een smeltende kerncentrale binnen te gaan en daar nuttige dingen te doen, zoals kleppen open- en dichtdraaien, apparatuur gaande houden, een slang met koelwater naar een reactor of brandstofstaaf-zwembad trekken. De grotere robots kunnen puin weggraven en bulldozeren. Allemaal apparatuur die speciaal is 'gehard' tegen intensieve straling en die op afstand wordt bestuurd vanuit NBC-beschermde mobiele commandovoertuigen.
Die interventiegroep is binnen een uur oproepbaar en kan op volle sterkte uitrukken binnen 24 uur. En dat telefoonnummer staat gewoon op hun WEBSITE.
INTRA bestaat al sinds 1988, toen ze werd opgericht door Electricité de France, CEA en COGEMA (de uitbaters van de 58 kernreactoren in Frankrijk), en Areva, de bouwers van kerncentrales. Na de ramp in Tsjernobyl was maar al te duidelijk dat er een andere oplossing moest worden gevonden dan mensen op zelfmoordmissies een open kerncentrale in te sturen.
Blijkbaar heeft EDFal vrij snel nadat duidelijk werd dat er in de Japanse centrale(s) grote problemen waren, aangeboden de robots van INTRA en hun 'piloten' te sturen. Op dat aanbod kwam geen antwoord uit Japan. Pas op 17 maart stuurde het internationaal atoomenergie-agentschap een vragenlijst naar alle 'nucleaire' landen met het verzoek om aan te geven of ze soms speciale middelen bezaten, zoals robots, waarmee in de kwakkelende centrale zou kunnen worden ingegrepen. En of ze dan wilden aangeven op welke termijn die spullen beschikbaar zouden kunnen zijn...
Je kunt de Franse kernenergie-industrie van veel dingen beschuldigen: te weinig transparantie, allerlei gelobby achter gesloten deuren, arrogantie... Maar ze nemen hun vak wel serieus. INTRA is gevestigd op de locatie van een voormalige kerncentrale zodat ze in reële omstandigheden kunnen oefenen en hun ontwerpen verbeteren. De 'kernploeg' en de meeste 'robotpiloten' kunnen binnen een uur op de basis zijn, ze hebben altijd vliegvervoer standby staan.
Ik suggereer nummer drie van de verkorte-nummerlijst op het mobieltje voor iedereen die in een kerncentrale werkt. 1: brandweer. 2: ambulance. 3: INTRA.
Schwep: kort voor Frank Schweppe, een Nederlandse tekstschrijver/redacteur en ballonpiloot die de wereld bekijkt vanuit ruraal Frankrijk en natuurlijk vanuit de lucht.
Sunday, March 20, 2011
Roze boot
De helft van Europa besluit om in hechte samenwerking hun miljardeninvesteringen in militair speelgoed eindelijk eens nuttig te gebruiken door 's werelds meest dolgedraaide dictator, Muammar Ghadafi, een kopje kleiner te maken – een paar decennia te laat, maar beter laat dan nooit – en wat doet de Nederlandse marine? Die stuurt een boot naar de Gay Pride, de roze homo-botenparade in Amsterdam.
Terwijl de Britse, Franse, Belgische, Noorse, Spaanse en andere EU-militairen de camouflagekleuren opdoen en de wapens richten op een dolle hond waar de meerderheid van de planeet eindelijk van af wil, met het akkoord van de VN achter zich, prutsen de Nederlandse zeesoldaten met jarretels en hoge hakken.
Van mij mag iedere militair die dat zo graag wil op persoonlijke titel meedoen aan een Gay Pride. Maar ik zou graag een Nederlands fregat en een handjevol F-16s in actie hebben gezien in de Mediterranée, in plaats van een roze boot met slingers in de Amsterdamse grachten.
De Nederlandse tv bericht op zondagochtend 20 maart vooral over voetbal, als ik mijn ouders mag geloven. En ik betwijfel of in de Nederlandse media, vooral op tv, duidelijk is gemaakt wat er in Libië de laatste paar weken echt aan de hand was. Hoezeer Ghadafi en zijn handlangers, velen daarvan huurlingen, te keer gingen tegen demonstranten. Hoe die huurlingen zich achterin ambulances verstopten die zogenaamd gewonden kwamen helpen tussen de demonstranten, om vervolgens wild om zich heen te schieten op ongewapende burgers, vrouwen en kinderen.
Hoe militairen die weigerden op burgers te schieten zelf werden gefusilleerd.
Hoe de kolonel zijn tanks inzette tegen opstandelingen en hoe hij aankondigde op zaterdagavond 19 maart de bevolking in Benghazi te zullen afslachten zonder enige genade voor wie hij ook tegen zou komen. “We are coming, and no mercy.”
Het is Ghadafi die oorlog voert tegen de Libische bevolking, niet Europa.
De jachtvliegtuigen die de eerste schoten losten tegen Ghadafi waren opgestegen vanaf een basis op dik twee uur rijden van Maastricht. Zo dichtbij speelt het zich af.
Terwijl aan de oostkant vele duizenden families de stad Benghazi (1miljoen inwoners) ontvluchtten richting Egypte, uit angst voor de oprukkende tanks van Ghadafi ten zuidwesten van de stad;
terwijl een van de belangrijkste vrije Libische tv-journalisten overleed na te zijn neergeschoten door Ghadaffi's troepen tijdens een aanval op de stad op vrijdagochtend - terwijl dat gebeurde stond de Nederlandse marine te delibereren over de juiste tint roze voor hun Gay Pride-boot.
Terwijl dat gebeurde stuurden Franse piloten na bijna drie uur vliegen hun Mirages laag over de woestijn en schoten de eerste vier naar de Libische burgers oprukkende tanks tot schroot. Zonder eerst veilig af te wachten tot de luchtafweerinstallaties waren vernield, want dat gebeurde pas in de nacht van zaterdag op zondag.
Zonder die eerste luchtaanvallen hadden de Ghadafi-trouwe troepen hoogstwaarschijnlijk een bloedbad aangericht in Benghazi waarbij vergeleken Srebenica kinderspel zou zijn geweest. Ze zouden gevangen genomen opstandelingen aan de lantaarnpalen hebben opgehangen - zoals ze al eerder hadden gedaan elders in Libië.
Het gaat hier om het bestrijden van misdaden tegen de mensheid, om het handhaven van mensenrechten. Les droits des hommes zoals opgeschreven na de Franse revolutie meer dan tweehonderd jaar geleden. En het gaat er ook om dat Europa, onder aanvoering van Frankrijk of niet, laat zien dat ze bepaalde dingen niet tolereert in haar eigen achtertuin, of aan de andere kant van haar grootste zwembad. En dat ze de wil en de middelen heeft om er een eind aan te maken.
Maar de Nederlandse marine stuurt een boot naar de Gay Pride.
Ik herhaal het nog even.
Terwijl Europeanen in het Libische luchtruim en op zee knokken voor de mensenrechten, stuurt de Nederlandse marine een roze boot naar de Gay Pride.
Terwijl andere Europeanen vechten voor de bescherming van ongewapende burgers tegen een hondsdolle dictator stuurt de Nederlandse marine een boot vol marinemannen in roze jurken naar de Gay Pride.
Terwijl Britse, Franse en Amerikaanse marineschepen in actie zijn in de wateren bij Libië, stuurt de Nederlandse marine een boot naar de Gay Pride.
Terwijl Franse piloten hun leven wagen voor de droits des hommes zit de Nederlandse luchtmacht op zijn gat en stuurt de marine een boot naar de Gay Pride.
Terwijl de Britse, Franse, Belgische, Noorse, Spaanse en andere EU-militairen de camouflagekleuren opdoen en de wapens richten op een dolle hond waar de meerderheid van de planeet eindelijk van af wil, met het akkoord van de VN achter zich, prutsen de Nederlandse zeesoldaten met jarretels en hoge hakken.
Van mij mag iedere militair die dat zo graag wil op persoonlijke titel meedoen aan een Gay Pride. Maar ik zou graag een Nederlands fregat en een handjevol F-16s in actie hebben gezien in de Mediterranée, in plaats van een roze boot met slingers in de Amsterdamse grachten.
De Nederlandse tv bericht op zondagochtend 20 maart vooral over voetbal, als ik mijn ouders mag geloven. En ik betwijfel of in de Nederlandse media, vooral op tv, duidelijk is gemaakt wat er in Libië de laatste paar weken echt aan de hand was. Hoezeer Ghadafi en zijn handlangers, velen daarvan huurlingen, te keer gingen tegen demonstranten. Hoe die huurlingen zich achterin ambulances verstopten die zogenaamd gewonden kwamen helpen tussen de demonstranten, om vervolgens wild om zich heen te schieten op ongewapende burgers, vrouwen en kinderen.
Hoe militairen die weigerden op burgers te schieten zelf werden gefusilleerd.
Hoe de kolonel zijn tanks inzette tegen opstandelingen en hoe hij aankondigde op zaterdagavond 19 maart de bevolking in Benghazi te zullen afslachten zonder enige genade voor wie hij ook tegen zou komen. “We are coming, and no mercy.”
Het is Ghadafi die oorlog voert tegen de Libische bevolking, niet Europa.
De jachtvliegtuigen die de eerste schoten losten tegen Ghadafi waren opgestegen vanaf een basis op dik twee uur rijden van Maastricht. Zo dichtbij speelt het zich af.
Terwijl aan de oostkant vele duizenden families de stad Benghazi (1miljoen inwoners) ontvluchtten richting Egypte, uit angst voor de oprukkende tanks van Ghadafi ten zuidwesten van de stad;
terwijl een van de belangrijkste vrije Libische tv-journalisten overleed na te zijn neergeschoten door Ghadaffi's troepen tijdens een aanval op de stad op vrijdagochtend - terwijl dat gebeurde stond de Nederlandse marine te delibereren over de juiste tint roze voor hun Gay Pride-boot.
Terwijl dat gebeurde stuurden Franse piloten na bijna drie uur vliegen hun Mirages laag over de woestijn en schoten de eerste vier naar de Libische burgers oprukkende tanks tot schroot. Zonder eerst veilig af te wachten tot de luchtafweerinstallaties waren vernield, want dat gebeurde pas in de nacht van zaterdag op zondag.
Zonder die eerste luchtaanvallen hadden de Ghadafi-trouwe troepen hoogstwaarschijnlijk een bloedbad aangericht in Benghazi waarbij vergeleken Srebenica kinderspel zou zijn geweest. Ze zouden gevangen genomen opstandelingen aan de lantaarnpalen hebben opgehangen - zoals ze al eerder hadden gedaan elders in Libië.
Het gaat hier om het bestrijden van misdaden tegen de mensheid, om het handhaven van mensenrechten. Les droits des hommes zoals opgeschreven na de Franse revolutie meer dan tweehonderd jaar geleden. En het gaat er ook om dat Europa, onder aanvoering van Frankrijk of niet, laat zien dat ze bepaalde dingen niet tolereert in haar eigen achtertuin, of aan de andere kant van haar grootste zwembad. En dat ze de wil en de middelen heeft om er een eind aan te maken.
Maar de Nederlandse marine stuurt een boot naar de Gay Pride.
Ik herhaal het nog even.
Terwijl Europeanen in het Libische luchtruim en op zee knokken voor de mensenrechten, stuurt de Nederlandse marine een roze boot naar de Gay Pride.
Terwijl andere Europeanen vechten voor de bescherming van ongewapende burgers tegen een hondsdolle dictator stuurt de Nederlandse marine een boot vol marinemannen in roze jurken naar de Gay Pride.
Terwijl Britse, Franse en Amerikaanse marineschepen in actie zijn in de wateren bij Libië, stuurt de Nederlandse marine een boot naar de Gay Pride.
Terwijl Franse piloten hun leven wagen voor de droits des hommes zit de Nederlandse luchtmacht op zijn gat en stuurt de marine een boot naar de Gay Pride.
Monday, August 30, 2010
Diecke snapt het niet
Ik kreeg onlangs een spam van iemand die ik niet ken, maar die blijkbaar mijn adres heeft als een van de incidentele deelnemers op een forum over Frankrijk. Ik moest weer eens een boekje kopen met leuke anecdotes over Frankrijk, van Dick Dijs. “Diecke” voor autochtone Franse dorpsgenoten die, zo lijkt het als je de voorbeeldstukjes leest op de website van de auteur, op ieder moment van de dag genoeglijk meerdere rouges of pastis' achterover slaan, en zich bij voorkeur verplaatsen in sputterende lelijke eenden die het net volhouden tot het volgende café.
Als de voorbeelden tekenend zijn voor het hele boek zijn rurale Fransen vooral niet echt werkende drankorgels met een baret op en een stokbrood onder de arm.
In werkelijkheid zijn Fransen gewone Europeanen die een huis willen, een familie, een auto, een hond en een flatscreen televisie. Ze hebben wat meer moeite om sommige van die dingen te betalen dan een Nederlander omdat ze gemiddeld een derde minder salaris verdienen voor hetzelfde soort werk, en de prijzen van kruidenierswaren gemiddeld hoger zijn dan in Holland. Verder hebben ze aanzienlijk meer verstand van en interesse voor goed eten. Liever een auto die met plakband bijeen wordt gehouden en een goede maaltijd op tafel, dan omgekeerd. En ze werken hard, doorgaans zonder koffie- of theepauzes.
Veel Nederlanders lijken dat niet echt te begrijpen; ook niet - of juist niet - als ze 'leuke' boekjes schrijven over hun belevenissen op het Franse platteland. Het is allemaal zo grappig, zo authentiek, zo sympathiek ietwat achtergebleven.
Mijn Franse schoonfamilie telt een grote variatie aan beroepen. Een schoonzus heeft een middenkaderbaan bij een grote bank, de andere is grafisch ontwerpster. Mijn zwager is IT-specialist bij een verzekeringsmaatschappij. De partners: een kleine aannemer, een patholoog-anatoom en, opnieuw, een IT'er, ditmaal bij Dassault. In de wat verdere periferie vind je onder meer een accountant, een houtbouwspecialist die bijzondere piano's heeft gebouwd waar Elton John onder meer op heeft gespeeld, een gepensioneerd timmerman die aikido-leraar is, een journaliste, een bosbouwer, een gepensioneerde lerares Duits, een gepensioneerde productiedirecteur van de Perrier-groep, een beroepsmilitair, een basisschool-onderwijzeres... En onze lokale vrienden- en kennisenkring telt onder andere een ex-gevangenbewaarder, een antiquair, een huisschilder, een rubberingenieur van Michelin, een gepensioneerde ploegchef van een staalfabriek, een kanoverhuurder annex broodbakker, een paardenfluisteraar, een kippenboer, een metselaar die aan basejumpen doet, en een vleesvee-fokker. Zo'n lijstje zou je in Nederland ook kunnen maken in een provinciestadje in de Achterhoek.
Frankrijk is niet exotisch. Exotisch is als je bij Mongolen in een yurt gaat logeren. Frankrijk heeft gewoon een overmaatse bureaucratie, net als Nederland; Fransen rijden in gewone auto's, zitten in het ziekenfonds en kijken naar Franstalige versies van Amerikaanse tv-series en veelal door Endemol bedachte spelprogramma's op hun platte tv's. Je betaalt in beide landen gewoon met euro's en je wordt niet gecontroleerd aan de grens.
In ruraal Frankrijk gaan wonen is eigenlijk niet veel gekker dan vanuit de Randstad verhuizen naar een kleine plaats in Twente. Je verstaat de taal niet zo goed, er is meer ruimte dan in de Randstad, er zijn koeien, en meer mensen dragen laarzen met klei of stront eraan. 4x4 auto's dienen er om allerhande trailers door de blubber te trekken en niet om mee in de PC Hooft te parkeren. En de Amsterdamse grachtengordel is ver weg. Sommigen vinden dat 'primitief' en 'achtergebleven'.
Maar...
De hoofdstad van de zo rurale en dunbevolkte Auvergne, Clermont-Ferrand, had het allereerste vliegveld met een verharde startbaan ter wereld, en was een van eerste Europese steden met elektrische straatverlichting - nog vóór lichtstad Parijs (de energie daarvoor kwam heel CO2-vriendelijk uit een waterkrachtcentrale, die inmiddels al meer dan een eeuw draait). In 1890 (!) hadden ze er al een elektrische tram.
Hier zitten het hoofdkantoor en het grootste onderzoekscentrum van Michelin, die de radiaalband uitvonden, en de moderne opvolger, het Active Wheel, een wiel met ingebouwde elektromotor voor elektrische auto's. En, toevallig, ook de Citroën 2CV, een van de meest energiezuinige auto's uit de historie. Uit de Auvergne komen ook uitvindingen als de barometer en de hoogtemeter, de paraplu, de kruiwagen en de superstille tram op luchtbanden.
Hier bevindt zich de grootste super-discotheek van Frankrijk, worden Mirage-straaljagers onderhouden, maakt de metaalindustrie hoogwaardige onderdelen voor Airbussen en Ariane-raketten, bouwt men zonnepanelen, en bedenken jonge ontwerpers wereldveroverende videospellen. Hermès naait hier zijn superdeluxe damestassen, de boeren fokken prijswinnende vleeskoeien en maken de beste kazen van het land. En zelfs in de kleinste dorpen hebben ze ADSL.
Groen en ruim? Ja. Achtergebleven? Niet bepaald.
Als de voorbeelden tekenend zijn voor het hele boek zijn rurale Fransen vooral niet echt werkende drankorgels met een baret op en een stokbrood onder de arm.
In werkelijkheid zijn Fransen gewone Europeanen die een huis willen, een familie, een auto, een hond en een flatscreen televisie. Ze hebben wat meer moeite om sommige van die dingen te betalen dan een Nederlander omdat ze gemiddeld een derde minder salaris verdienen voor hetzelfde soort werk, en de prijzen van kruidenierswaren gemiddeld hoger zijn dan in Holland. Verder hebben ze aanzienlijk meer verstand van en interesse voor goed eten. Liever een auto die met plakband bijeen wordt gehouden en een goede maaltijd op tafel, dan omgekeerd. En ze werken hard, doorgaans zonder koffie- of theepauzes.
Veel Nederlanders lijken dat niet echt te begrijpen; ook niet - of juist niet - als ze 'leuke' boekjes schrijven over hun belevenissen op het Franse platteland. Het is allemaal zo grappig, zo authentiek, zo sympathiek ietwat achtergebleven.
Mijn Franse schoonfamilie telt een grote variatie aan beroepen. Een schoonzus heeft een middenkaderbaan bij een grote bank, de andere is grafisch ontwerpster. Mijn zwager is IT-specialist bij een verzekeringsmaatschappij. De partners: een kleine aannemer, een patholoog-anatoom en, opnieuw, een IT'er, ditmaal bij Dassault. In de wat verdere periferie vind je onder meer een accountant, een houtbouwspecialist die bijzondere piano's heeft gebouwd waar Elton John onder meer op heeft gespeeld, een gepensioneerd timmerman die aikido-leraar is, een journaliste, een bosbouwer, een gepensioneerde lerares Duits, een gepensioneerde productiedirecteur van de Perrier-groep, een beroepsmilitair, een basisschool-onderwijzeres... En onze lokale vrienden- en kennisenkring telt onder andere een ex-gevangenbewaarder, een antiquair, een huisschilder, een rubberingenieur van Michelin, een gepensioneerde ploegchef van een staalfabriek, een kanoverhuurder annex broodbakker, een paardenfluisteraar, een kippenboer, een metselaar die aan basejumpen doet, en een vleesvee-fokker. Zo'n lijstje zou je in Nederland ook kunnen maken in een provinciestadje in de Achterhoek.
Frankrijk is niet exotisch. Exotisch is als je bij Mongolen in een yurt gaat logeren. Frankrijk heeft gewoon een overmaatse bureaucratie, net als Nederland; Fransen rijden in gewone auto's, zitten in het ziekenfonds en kijken naar Franstalige versies van Amerikaanse tv-series en veelal door Endemol bedachte spelprogramma's op hun platte tv's. Je betaalt in beide landen gewoon met euro's en je wordt niet gecontroleerd aan de grens.
In ruraal Frankrijk gaan wonen is eigenlijk niet veel gekker dan vanuit de Randstad verhuizen naar een kleine plaats in Twente. Je verstaat de taal niet zo goed, er is meer ruimte dan in de Randstad, er zijn koeien, en meer mensen dragen laarzen met klei of stront eraan. 4x4 auto's dienen er om allerhande trailers door de blubber te trekken en niet om mee in de PC Hooft te parkeren. En de Amsterdamse grachtengordel is ver weg. Sommigen vinden dat 'primitief' en 'achtergebleven'.
Maar...
De hoofdstad van de zo rurale en dunbevolkte Auvergne, Clermont-Ferrand, had het allereerste vliegveld met een verharde startbaan ter wereld, en was een van eerste Europese steden met elektrische straatverlichting - nog vóór lichtstad Parijs (de energie daarvoor kwam heel CO2-vriendelijk uit een waterkrachtcentrale, die inmiddels al meer dan een eeuw draait). In 1890 (!) hadden ze er al een elektrische tram.
Hier zitten het hoofdkantoor en het grootste onderzoekscentrum van Michelin, die de radiaalband uitvonden, en de moderne opvolger, het Active Wheel, een wiel met ingebouwde elektromotor voor elektrische auto's. En, toevallig, ook de Citroën 2CV, een van de meest energiezuinige auto's uit de historie. Uit de Auvergne komen ook uitvindingen als de barometer en de hoogtemeter, de paraplu, de kruiwagen en de superstille tram op luchtbanden.
Hier bevindt zich de grootste super-discotheek van Frankrijk, worden Mirage-straaljagers onderhouden, maakt de metaalindustrie hoogwaardige onderdelen voor Airbussen en Ariane-raketten, bouwt men zonnepanelen, en bedenken jonge ontwerpers wereldveroverende videospellen. Hermès naait hier zijn superdeluxe damestassen, de boeren fokken prijswinnende vleeskoeien en maken de beste kazen van het land. En zelfs in de kleinste dorpen hebben ze ADSL.
Groen en ruim? Ja. Achtergebleven? Niet bepaald.
Sunday, August 29, 2010
Kantje boord
Een paar dagen geleden, op 26 augustus, had ik zo'n 'Wet van Murphy' gevalletje. Een ballonvaart met twee Nederlandse passagiers die op vakantie waren in de Combrailles. Het was een warme augustusdag, dus had ik een oudere - maar goedgekeurde - aluminium gastank meegenomen in plaats van een even grote maar 7 kilo zwaardere dubbeldikke, aan alle Euronormen voor het wegvervoer conformerende roestvrijstalen tank. Om nog een paar kilo extra gewicht te besparen gebruikte ik geen T-stuk om twee van de drie gastanks in de mand te verbinden met de 'rechter' van de twee branders die mijn ballon rijk is, maar koos ik ervoor om tijdens de vaart van tank te gaan wisselen. Mijn ballon is klein, en soms telt elke kilo.
Ik vulde mijn tanks de avond tevoren vanuit een ietwat beschaduwd geplaatste bulktank, dus met gas dat niet al te warm was. Gewoontegetrouw testte ik daarbij alle vers gevulde flessen om zeker te zijn dat de terugslagventielen van de gaskranen goed werkten. Soms zit de O-ring van zo'n ventiel niet helemaal lekker en moet je de testprocedure (pal indrukken om het ventiel leeg te maken, kraan testen, pal weer indrukken) even herhalen voor er geen gas meer naar buiten komt. Check en dubbelcheck. Alles functioneerde naar behoren.
De ochtend van de vaart stijg ik op met beide branders aangesloten op een roestvrij stalen tank van 60 liter; de aluminium tank van 40 liter doet dienst als reserve voor de rechter brander.
Warm weer, oude ballon, twee passagiers erin, 800 meter boven zee - het gaat hard met het gas. Na een kleine 25 minuten passeren we een heuvelrug, waarachter een bebost ravijn, een glooiende iets lagere heuvel en daar weer achter een wat ruimer dal van anderhalve kilometer breed, zo'n 80 meter lager waar ik grote velden weet om in te landen. Snelheid bij het naderen van het ravijn zo'n 38 km/u volgens de GPS, op 100 meter boven de grond. De eerste tank staat zowat op 5 procent, ik besluit alvast van tank te wisselen om tijdens het aanvaren voor de landing twee volle tanks aangekoppeld te hebben en niet te worden afgeleid door gedoe met slangen en kranen.
Slang leeggebrand, slang overgezet op de volle aluminium tank, kraan open, brander testen.
Niets. Geen gas. Verdorie.
De koppeling zit er nog niet goed op. Even extra vastdraaien...
Prompt blaast er luid sissend een wolk witte damp uit de koppeling. Net wat je als ballonpiloot nooit wilt horen - lekkend vloeibaar propaan in je mand dat in een paar seconden een explosieve gaswolk oplevert, met de waakvlammen van je branders er net boven. Ik had geprobeerd de koppeling extra aan te draaien met de kraan al open, en bij het iets open forceren van het terugslagventiel begon de boel te lekken.
Snel de kraan dicht gedraaid. Gelukkig geen brand aan boord. Maar een van de twee branders heeft nu geen gastoevoer.
Intussen gaat in mijn hoofd de mentale schakelaar van de noodprocedures om. Ik kijk meteen naar een zo dichtbij mogelijk gelegen veld om in te landen, en vertel mijn passagiers dat ik de vaart ga afbreken wegens een technisch probleem. Als je zoiets overkomt is het credo: zo snel mogelijk aan de grond met de ballon, je vaart niet door met een defect.
In plaats van de verderop gelegen brede vallei moet het dan maar een veld op de dichterbij gelegen glooiende heuvel worden, net na de eerste heuvelrug en het ravijn. Een beetje winderig misschien, een beetje hard en niet eenvoudig als je maar éen brander over hebt terwijl je in turbulente stromingen zit. Maar liever een harde landing dan brand in de mand of ongecontroleerd neerstorten.
We dalen en komen in een chaotische, turbulente luchtmassa terecht vol rotors en vlagen. Grote deuken in de ballon, de snelheid daalt in precies anderhalve minuut van 30 km/u naar 5. Voor een ballon is dat een soort noodstop; het is een grote slappe zak vol lucht die plotseling van een snel voortbewegende luchtlaag in een vrijwel stationaire terecht komt. Dat betekent in dit geval 25 km/u wind vol in je gezicht en in de ballon, die daardoor wordt ingedrukt en lucht kwijtraakt. De ene brander die het nog doet op een bijna volle tank heeft er moeite mee om snel genoeg voldoende hitte in de ballon te brengen om hem weer letterlijk bol te blazen. Zodoende dalen we meer dan ik eigenlijk bedoelde, draaien naar rechts, en hangen dan stil, pal boven het beboste ravijn. Ik stijg een beetje, en krijg nog een zwiep wind naar rechts, waar ik niet heen wil want in die richting zijn nul landingsmogelijkheden, het is allemaal bos en steile hellingen.
Het is nogal een gevecht om de controle te behouden en de keus is: of stijgen door de turbulente grenslaag en met de hoge windsnelheden op hoogte proberen door te varen - maar die wind lijkt te draaien naar een gebied waar het niet lekker landen is - of het ravijn in en hopen dat er daar een zwak stroompje te vinden is naar een open plekje of een naastgelegen veld. Uiteindelijk drijven we tergend langzaam parallel aan de beek midden in het ravijn naar het westen (voor mij links), vlak boven de bomen.
Intussen probeer ik nog een keer de dwarsliggende gastank op gang te krijgen. Maar het ventiel van de kraan wil absoluut niet toegeven, ondanks een aanval met een Leatherman. De slangkoppeling wil er ab-so-luut niet op. Dus ik zet de slang weer terug op de vrijwel lege eerste tank, maar daar zit nog hoogstens voor twee of drie minuten gas in.
In plaats van een rappe landing na dat lekkageprobleem hangen we 20 minuten later nog steeds in de lucht met 30 procent in de enig resterende tank. Ik maak plannen voor een eventuele landing in de bomen; maar moeder natuur is me uiteindelijk goed gezind en geeft me een heel flauw stroompje naar een open plek waar de ballon net in past. Na drie kwartier varen, waarvan de helft met één brander en een defecte tank, landen we zachtjes in een klein veld tussen de bomen. De enige nog bruikbare gastank geeft dan vijftien procent aan, zo'n vijf à zes minuten vaartijd... Oef.
Daarna duurt het natuurlijk een relatieve eeuwigheid voor de volgploeg ons gevonden heeft, want in zo'n ravijn heb je geen radiocontact en doet de mobiele telefoon het evenmin. Dat hindert niet, we staan intact aan de grond. Er is zowaar een weggetje vlakbij en we hoeven niet al te ver te sjouwen met de spullen. Een paar uur later dopen we de twee passagiers in onze achtertuin en plopt de champagnefles open - een geluid dat ik liever hoor dan gesis in de mand...
We hadden ook in de turbulentie ongecontroleerd in de bomen kunnen ploffen, als de kraan van die tank gas was blijven spuiten en ik de waakvlammen uit had moeten zetten. Zonder branders in de rotors omlaag donderen in een bebost ravijn, dat had op zijn minst botten gebroken, waarschijnlijk erger. Zoals zo vaak in onze sport liep een gevaarlijke situatie op het nippertje goed af.
Later toonde nadere inspectie aan dat het veiligheidsventiel van die gaskraan in de loop van de nacht voor de vaart hopeloos geblokkeerd was geraakt. Er moest grof geweld aan te pas komen om het open te krijgen, en de tank moet nu in reparatie.
Vanochtend maakte ik een mooie ballonvaart voor een Frans bedrijf, met een grotere ballon boven de vulkanische bergketen van de Puy de Dôme. Toch even de gaskoppelingen extra getest voor het opstijgen...
Ik vulde mijn tanks de avond tevoren vanuit een ietwat beschaduwd geplaatste bulktank, dus met gas dat niet al te warm was. Gewoontegetrouw testte ik daarbij alle vers gevulde flessen om zeker te zijn dat de terugslagventielen van de gaskranen goed werkten. Soms zit de O-ring van zo'n ventiel niet helemaal lekker en moet je de testprocedure (pal indrukken om het ventiel leeg te maken, kraan testen, pal weer indrukken) even herhalen voor er geen gas meer naar buiten komt. Check en dubbelcheck. Alles functioneerde naar behoren.
De ochtend van de vaart stijg ik op met beide branders aangesloten op een roestvrij stalen tank van 60 liter; de aluminium tank van 40 liter doet dienst als reserve voor de rechter brander.
Warm weer, oude ballon, twee passagiers erin, 800 meter boven zee - het gaat hard met het gas. Na een kleine 25 minuten passeren we een heuvelrug, waarachter een bebost ravijn, een glooiende iets lagere heuvel en daar weer achter een wat ruimer dal van anderhalve kilometer breed, zo'n 80 meter lager waar ik grote velden weet om in te landen. Snelheid bij het naderen van het ravijn zo'n 38 km/u volgens de GPS, op 100 meter boven de grond. De eerste tank staat zowat op 5 procent, ik besluit alvast van tank te wisselen om tijdens het aanvaren voor de landing twee volle tanks aangekoppeld te hebben en niet te worden afgeleid door gedoe met slangen en kranen.
Slang leeggebrand, slang overgezet op de volle aluminium tank, kraan open, brander testen.
Niets. Geen gas. Verdorie.
De koppeling zit er nog niet goed op. Even extra vastdraaien...
Prompt blaast er luid sissend een wolk witte damp uit de koppeling. Net wat je als ballonpiloot nooit wilt horen - lekkend vloeibaar propaan in je mand dat in een paar seconden een explosieve gaswolk oplevert, met de waakvlammen van je branders er net boven. Ik had geprobeerd de koppeling extra aan te draaien met de kraan al open, en bij het iets open forceren van het terugslagventiel begon de boel te lekken.
Snel de kraan dicht gedraaid. Gelukkig geen brand aan boord. Maar een van de twee branders heeft nu geen gastoevoer.
Intussen gaat in mijn hoofd de mentale schakelaar van de noodprocedures om. Ik kijk meteen naar een zo dichtbij mogelijk gelegen veld om in te landen, en vertel mijn passagiers dat ik de vaart ga afbreken wegens een technisch probleem. Als je zoiets overkomt is het credo: zo snel mogelijk aan de grond met de ballon, je vaart niet door met een defect.
In plaats van de verderop gelegen brede vallei moet het dan maar een veld op de dichterbij gelegen glooiende heuvel worden, net na de eerste heuvelrug en het ravijn. Een beetje winderig misschien, een beetje hard en niet eenvoudig als je maar éen brander over hebt terwijl je in turbulente stromingen zit. Maar liever een harde landing dan brand in de mand of ongecontroleerd neerstorten.
We dalen en komen in een chaotische, turbulente luchtmassa terecht vol rotors en vlagen. Grote deuken in de ballon, de snelheid daalt in precies anderhalve minuut van 30 km/u naar 5. Voor een ballon is dat een soort noodstop; het is een grote slappe zak vol lucht die plotseling van een snel voortbewegende luchtlaag in een vrijwel stationaire terecht komt. Dat betekent in dit geval 25 km/u wind vol in je gezicht en in de ballon, die daardoor wordt ingedrukt en lucht kwijtraakt. De ene brander die het nog doet op een bijna volle tank heeft er moeite mee om snel genoeg voldoende hitte in de ballon te brengen om hem weer letterlijk bol te blazen. Zodoende dalen we meer dan ik eigenlijk bedoelde, draaien naar rechts, en hangen dan stil, pal boven het beboste ravijn. Ik stijg een beetje, en krijg nog een zwiep wind naar rechts, waar ik niet heen wil want in die richting zijn nul landingsmogelijkheden, het is allemaal bos en steile hellingen.
Het is nogal een gevecht om de controle te behouden en de keus is: of stijgen door de turbulente grenslaag en met de hoge windsnelheden op hoogte proberen door te varen - maar die wind lijkt te draaien naar een gebied waar het niet lekker landen is - of het ravijn in en hopen dat er daar een zwak stroompje te vinden is naar een open plekje of een naastgelegen veld. Uiteindelijk drijven we tergend langzaam parallel aan de beek midden in het ravijn naar het westen (voor mij links), vlak boven de bomen.
Intussen probeer ik nog een keer de dwarsliggende gastank op gang te krijgen. Maar het ventiel van de kraan wil absoluut niet toegeven, ondanks een aanval met een Leatherman. De slangkoppeling wil er ab-so-luut niet op. Dus ik zet de slang weer terug op de vrijwel lege eerste tank, maar daar zit nog hoogstens voor twee of drie minuten gas in.
In plaats van een rappe landing na dat lekkageprobleem hangen we 20 minuten later nog steeds in de lucht met 30 procent in de enig resterende tank. Ik maak plannen voor een eventuele landing in de bomen; maar moeder natuur is me uiteindelijk goed gezind en geeft me een heel flauw stroompje naar een open plek waar de ballon net in past. Na drie kwartier varen, waarvan de helft met één brander en een defecte tank, landen we zachtjes in een klein veld tussen de bomen. De enige nog bruikbare gastank geeft dan vijftien procent aan, zo'n vijf à zes minuten vaartijd... Oef.
Daarna duurt het natuurlijk een relatieve eeuwigheid voor de volgploeg ons gevonden heeft, want in zo'n ravijn heb je geen radiocontact en doet de mobiele telefoon het evenmin. Dat hindert niet, we staan intact aan de grond. Er is zowaar een weggetje vlakbij en we hoeven niet al te ver te sjouwen met de spullen. Een paar uur later dopen we de twee passagiers in onze achtertuin en plopt de champagnefles open - een geluid dat ik liever hoor dan gesis in de mand...
We hadden ook in de turbulentie ongecontroleerd in de bomen kunnen ploffen, als de kraan van die tank gas was blijven spuiten en ik de waakvlammen uit had moeten zetten. Zonder branders in de rotors omlaag donderen in een bebost ravijn, dat had op zijn minst botten gebroken, waarschijnlijk erger. Zoals zo vaak in onze sport liep een gevaarlijke situatie op het nippertje goed af.
Later toonde nadere inspectie aan dat het veiligheidsventiel van die gaskraan in de loop van de nacht voor de vaart hopeloos geblokkeerd was geraakt. Er moest grof geweld aan te pas komen om het open te krijgen, en de tank moet nu in reparatie.
Vanochtend maakte ik een mooie ballonvaart voor een Frans bedrijf, met een grotere ballon boven de vulkanische bergketen van de Puy de Dôme. Toch even de gaskoppelingen extra getest voor het opstijgen...
Friday, June 11, 2010
Drukje doen met je smartphone
Ziet u het voor u? Op de wc, broek op de knieën, met een grote zucht een vette drol draaien - en tegelijk e-mailen met de baas of een klant met behulp van een smartphone. “Oke baas, dat contract druk ik er wel even doorheen.” Poep-en-pies humor van KPN Telecom bij het adverteren voor smartphone-abonnementen.
Op nu.nl lees ik dat werknemers met smartphones-van-de-baas vaker vanaf rare plekken e-mailen en bellen dan mensen met een 'gewone' mobiele telefoon. Uit onderzoek is gebleken dat carriëre-ratten inderdaad veelvuldig internetten en e-mailen terwijl ze een drukje doen op de plee - maar liefst de helft van de smartphone-gebruikers zit regelmatig poepend te internetten en te mailen en bijna een kwart neemt in het kleinste kamertje al schetend oproepen voor een gesprek aan. Ze duimelen ook vaker berichtjes vanaf de sofa, vanuit bed, in de auto of het openbaar vervoer en tijdens het boodschappen doen. Over e-mailen vanuit bad of vanonder de douche laat het onderzoek zich niet uit. Zo'n aanraakscherm doet het natuurlijk niet als je iKloon in een waterdicht hoesje zit.
De onderzoekers hebben blijkbaar wijselijk niet gevraagd of de werknemers hun slimme foontje met hoogresolutie aanraakscherm ook gebruiken om vanaf de plee in te loggen op pornosites voor een ontspannende masturbatiepauze. Met een eerlijk antwoord op die vraag zouden de bazen waarschijnlijk niet zo blij zijn.
Een CSI-achtig onderzoek naar de afzettingen op de schermen van smartphones levert vast een interessante mix van feacaliën, urine, sperma en andere lichaamsuitscheidselen op. Tip: leen nooit de smartphone van een collega, of was in elk geval uw handen na gebruik.
Ik benieuwd naar de uitslag van een volgend onderzoek: videoconferencing per smartphone op vreemde plekken.
Op nu.nl lees ik dat werknemers met smartphones-van-de-baas vaker vanaf rare plekken e-mailen en bellen dan mensen met een 'gewone' mobiele telefoon. Uit onderzoek is gebleken dat carriëre-ratten inderdaad veelvuldig internetten en e-mailen terwijl ze een drukje doen op de plee - maar liefst de helft van de smartphone-gebruikers zit regelmatig poepend te internetten en te mailen en bijna een kwart neemt in het kleinste kamertje al schetend oproepen voor een gesprek aan. Ze duimelen ook vaker berichtjes vanaf de sofa, vanuit bed, in de auto of het openbaar vervoer en tijdens het boodschappen doen. Over e-mailen vanuit bad of vanonder de douche laat het onderzoek zich niet uit. Zo'n aanraakscherm doet het natuurlijk niet als je iKloon in een waterdicht hoesje zit.
De onderzoekers hebben blijkbaar wijselijk niet gevraagd of de werknemers hun slimme foontje met hoogresolutie aanraakscherm ook gebruiken om vanaf de plee in te loggen op pornosites voor een ontspannende masturbatiepauze. Met een eerlijk antwoord op die vraag zouden de bazen waarschijnlijk niet zo blij zijn.
Een CSI-achtig onderzoek naar de afzettingen op de schermen van smartphones levert vast een interessante mix van feacaliën, urine, sperma en andere lichaamsuitscheidselen op. Tip: leen nooit de smartphone van een collega, of was in elk geval uw handen na gebruik.
Ik benieuwd naar de uitslag van een volgend onderzoek: videoconferencing per smartphone op vreemde plekken.
Thursday, April 15, 2010
Wetenschappelijk ballonvaren?
Jean-Louis Étienne, Frans 'savanturier', heeft net een ballonvaart gemaakt over de bevroren Poolzee, van Spitsbergen naar Siberië (het doel was Alaska, maar de wind draaide). Hij heeft daarbij onder meer het CO2-gehalte in de poollucht gemeten. De resultaten zullen later pas bekend worden, maar ik voorspel u dat er een éénooorme concentratie van dit broeikasgas in zijn luchtfles zal blijken te zitten. De carbon-taxlobby zal er vast mooi weer mee gaan spelen.
Wetenschap bedreef Etienne natuurlijk niet. Het was een show met veel reclame voor zijn sponsor, een grote verzekeraar die behalve dit ballonproject onder anderen oud-topvoetballer Zinedine Zidane (Zizou) sponsort. Die was er ook om Etienne uit te wuiven vanaf Spitsbergen, waar ten behoeve van dit 'milieuproject' een scheepslading heliumgas, tonnen propaan, generatoren en zelfs 4x4 auto's naartoe waren gebracht. In een reportage zagen we eerder meneer Etienne oefenen in een heteluchtballon onder het kritisch oog van diezelfde Zidane. De indruk werd gewekt dat 'Zizou' een ervaren ballonvaarder is die de avonturier de puntjes op de i liet zetten wat het hanteren van een ballon betreft.
Misschien is dat ook zo. Maar geen van beide heren komt voor in de ledenlijst van de Franse ballonfederatie - niet als piloot of iets anders. Evenmin als collega-avonturier Nicolas Hulot, die allerhande prachtige tv-reportages maakt over exotische oorden met schitterende natuur, waar hij dan boven zweeft in een Cloudhopper: een eenpersoons heteluchtballonnetje - of met een geavanceerde hangglider. Intussen gefilmd vanuit een helikopter, mag je aannemen.
Al dat geavonturier kost natuurlijk een verschrikkelijke hoop fossiele energie, voor het vervoer van de spullen en mensen per vliegtuig naar die fraaie, kwetsbare gebieden, voor de opnames ter plekke vanuit helikopters, enzovoorts.
Hulot maakt in elk geval nog mooie beelden en helpt zodoende de kijkers een beetje beseffen hoe belangrijk het is om zeldzam mooie natuur te behouden. Etienne, ach, Etienne... Die avonturiert gewoon graag in de sneeuwrijke gebieden van onze planeet, en verdient daar zijn brood mee.
Niettemin is het prima reclame voor het ballonvaren. Een week lang dagelijks ballonnen over het scherm, samen met Bekende Fransen zoals Zidane, en de telefoon rinkelt opvallend vaker voor boekingen van passagiersvaarten boven onze mooie Combrailles (twee keer per week nu in plaats van een keer per maand; misschien verlies ik dit jaar wat minder geld met de ballon). Ik vind het dus niet erg om te worden geassocieerd met heren als Etienne, Zidane en Hulot, allemaal populair bij een meerderheid van het Franse volk en vooral bij de media. Het is een prima lobby voor de belangen van de ballonvaart. “Un balcon sur la nature.” “Tourisme écologique.” “Wetenschappelijk onderzoek per ballon.” Hoe vaker de woorden “ballon”, “natuur” en “ecologie” in een adem genoemd worden , hoe liever het me is.
Maar laat me u even uitleggen waarom die CO2-metingen van Etienne bij voorbaat wetenschappelijk een farce zijn.
Ten eerste beweegt een ballon niet door de lucht, maar met de lucht. Hij drijft met de wind mee, en zolang je niet in een heel andere luchtlaag (hoger of lager) gaat zitten, hang je van het begin tot het eind van je traject grofweg in dezelfde luchtmassa - je meet dus zeker geen reeks van representatieve waarden boven het poolgebied. Eigenlijk meet je vooral de concentratie in de lucht van Spitsbergen waar je opsteeg, want die lucht beweegt met je mee.
Erger is het dat de CO2-meter hangt onder een gecombineerde helium-heteluchtballon. Zo'n ballon wordt warm gehouden met een stel branders die, net als bij een gewone heteluchtballon, propaangas verstoken. Propaan is C3H8, een koolwaterstofverbinding: een olieproduct. Als je het verbrandt met een ballonbrander gebeurt dat heel efficiënt en vrijwel zonder roet, enge stikstofoxiden of dergelijke vervuiling. Het enige dat vrijkomt is waterdamp - en CO2. Veel CO2. De luchtmassa in een ballon staat er bol van, want elke kilo verbrand propaan levert zo'n drie kilo CO2 op. En die extreem met CO2 verzadigde lucht kan maar op één manier die ballon verlaten: via de onderkant, waar hij open is. Zodoende zul je rond de mand of capsule van zo'n ballon altijd een ongewoon hoge CO2-concentratie meten. Alsof je de meter pal voor een uitlaatpijp hangt.
Het 'wetenschappelijke' vernisje op deze duur betaalde reclamespot is dus niet meer dan een zeepbel. Een handige avonturier heeft rijke sponsors gestrikt om hem een stunt te laten uithalen boven de Noordpool.
Maar Jean-Louis Etienne is een aardige man die goed kan praten en graag op tv uitlegt hoe je een ballon bestuurt (niet), en hoe mooi het uitzicht vanaf dat 'balkon boven de natuur' is. Als ballonvaarder kan ik zo'n stuntje wel waarderen.
Gisteren, 14 april, zweefde ik met twee passagiers in mijn simpele mandje boven een witte wolkendeken hier boven de Combrailles. We landden in dichte mist, want die wolken raakten de grond. Ze bleken na de opstijging een stuk dikker te zijn en het zicht een stuk minder dan voorspeld. Dan prik je er op zeker moment maar doorheen, omdat je weet dat je alleen erboven de wind vindt naar een open gebied waar je, zelfs in de mist, kunt landen met weinig kans een obstakel te raken. Dankzij de GPS weet je zonder zicht op de grond waar je bent. En boven die blinkend witte zee van waterdamp, met de schaduw van je ballon op de wolken, voel je je eventjes een soort Jean-Louis Etienne. Ook dat is een echt avontuur.
Wetenschap bedreef Etienne natuurlijk niet. Het was een show met veel reclame voor zijn sponsor, een grote verzekeraar die behalve dit ballonproject onder anderen oud-topvoetballer Zinedine Zidane (Zizou) sponsort. Die was er ook om Etienne uit te wuiven vanaf Spitsbergen, waar ten behoeve van dit 'milieuproject' een scheepslading heliumgas, tonnen propaan, generatoren en zelfs 4x4 auto's naartoe waren gebracht. In een reportage zagen we eerder meneer Etienne oefenen in een heteluchtballon onder het kritisch oog van diezelfde Zidane. De indruk werd gewekt dat 'Zizou' een ervaren ballonvaarder is die de avonturier de puntjes op de i liet zetten wat het hanteren van een ballon betreft.
Misschien is dat ook zo. Maar geen van beide heren komt voor in de ledenlijst van de Franse ballonfederatie - niet als piloot of iets anders. Evenmin als collega-avonturier Nicolas Hulot, die allerhande prachtige tv-reportages maakt over exotische oorden met schitterende natuur, waar hij dan boven zweeft in een Cloudhopper: een eenpersoons heteluchtballonnetje - of met een geavanceerde hangglider. Intussen gefilmd vanuit een helikopter, mag je aannemen.
Al dat geavonturier kost natuurlijk een verschrikkelijke hoop fossiele energie, voor het vervoer van de spullen en mensen per vliegtuig naar die fraaie, kwetsbare gebieden, voor de opnames ter plekke vanuit helikopters, enzovoorts.
Hulot maakt in elk geval nog mooie beelden en helpt zodoende de kijkers een beetje beseffen hoe belangrijk het is om zeldzam mooie natuur te behouden. Etienne, ach, Etienne... Die avonturiert gewoon graag in de sneeuwrijke gebieden van onze planeet, en verdient daar zijn brood mee.
Niettemin is het prima reclame voor het ballonvaren. Een week lang dagelijks ballonnen over het scherm, samen met Bekende Fransen zoals Zidane, en de telefoon rinkelt opvallend vaker voor boekingen van passagiersvaarten boven onze mooie Combrailles (twee keer per week nu in plaats van een keer per maand; misschien verlies ik dit jaar wat minder geld met de ballon). Ik vind het dus niet erg om te worden geassocieerd met heren als Etienne, Zidane en Hulot, allemaal populair bij een meerderheid van het Franse volk en vooral bij de media. Het is een prima lobby voor de belangen van de ballonvaart. “Un balcon sur la nature.” “Tourisme écologique.” “Wetenschappelijk onderzoek per ballon.” Hoe vaker de woorden “ballon”, “natuur” en “ecologie” in een adem genoemd worden , hoe liever het me is.
Maar laat me u even uitleggen waarom die CO2-metingen van Etienne bij voorbaat wetenschappelijk een farce zijn.
Ten eerste beweegt een ballon niet door de lucht, maar met de lucht. Hij drijft met de wind mee, en zolang je niet in een heel andere luchtlaag (hoger of lager) gaat zitten, hang je van het begin tot het eind van je traject grofweg in dezelfde luchtmassa - je meet dus zeker geen reeks van representatieve waarden boven het poolgebied. Eigenlijk meet je vooral de concentratie in de lucht van Spitsbergen waar je opsteeg, want die lucht beweegt met je mee.
Erger is het dat de CO2-meter hangt onder een gecombineerde helium-heteluchtballon. Zo'n ballon wordt warm gehouden met een stel branders die, net als bij een gewone heteluchtballon, propaangas verstoken. Propaan is C3H8, een koolwaterstofverbinding: een olieproduct. Als je het verbrandt met een ballonbrander gebeurt dat heel efficiënt en vrijwel zonder roet, enge stikstofoxiden of dergelijke vervuiling. Het enige dat vrijkomt is waterdamp - en CO2. Veel CO2. De luchtmassa in een ballon staat er bol van, want elke kilo verbrand propaan levert zo'n drie kilo CO2 op. En die extreem met CO2 verzadigde lucht kan maar op één manier die ballon verlaten: via de onderkant, waar hij open is. Zodoende zul je rond de mand of capsule van zo'n ballon altijd een ongewoon hoge CO2-concentratie meten. Alsof je de meter pal voor een uitlaatpijp hangt.
Het 'wetenschappelijke' vernisje op deze duur betaalde reclamespot is dus niet meer dan een zeepbel. Een handige avonturier heeft rijke sponsors gestrikt om hem een stunt te laten uithalen boven de Noordpool.
Maar Jean-Louis Etienne is een aardige man die goed kan praten en graag op tv uitlegt hoe je een ballon bestuurt (niet), en hoe mooi het uitzicht vanaf dat 'balkon boven de natuur' is. Als ballonvaarder kan ik zo'n stuntje wel waarderen.
Gisteren, 14 april, zweefde ik met twee passagiers in mijn simpele mandje boven een witte wolkendeken hier boven de Combrailles. We landden in dichte mist, want die wolken raakten de grond. Ze bleken na de opstijging een stuk dikker te zijn en het zicht een stuk minder dan voorspeld. Dan prik je er op zeker moment maar doorheen, omdat je weet dat je alleen erboven de wind vindt naar een open gebied waar je, zelfs in de mist, kunt landen met weinig kans een obstakel te raken. Dankzij de GPS weet je zonder zicht op de grond waar je bent. En boven die blinkend witte zee van waterdamp, met de schaduw van je ballon op de wolken, voel je je eventjes een soort Jean-Louis Etienne. Ook dat is een echt avontuur.
Friday, March 12, 2010
Zoef !
Berichtje: De luchtvaartcombinatie Air France-KLM heeft in oktober 2009 5,3 procent minder passagiers vervoerd dan in dezelfde maand een jaar eerder.
Dat krijg je er nou van als je die Schwep niet langer de nieuwsbrieven voor je Flying Blue customer loyalty programma laat schrijven...
Sinds die klus blijkbaar aan een ander bureau is uitbesteed dan aan het prima functionerende RappCollins die mij de Nederlandse versie liet schrijven krijg ik, als houder van een Flying Blue-kaart, nog maar mondjesmaat nieuwsbrieven per e-mail, en die houden inhoudelijk niet over. Aan drukken doen ze helemaal niet meer, blijkbaar. En hop, daar gaat de verkoop van tickets meteen in een steile daling. In een krimpende markt moet je meer reclame maken, mensen, niet minder...
Toch wens ik ze een zachte landing.
Ik vlieg af en toe met Air France-dochter Air Regional tussen Michelin City (Clermont-Ferrand) en Amsterdam op en neer (dankzij die directe verbinding kan ik in principe na een copieus ontbijt de deur uit en met een klant lunchen aan de Amsterdamse grachtengordel - niet dat u me dat vaak vraagt, maar het kàn). Gezellig klein vliegveld met de parking op honderd meter van de deur, prima maatschappij, lollige kleine jets met piloten die denken dat ze nog steeds bij de Franse luchtmacht aan de knuppel van een Mirage zitten.
Zoef !
Dat krijg je er nou van als je die Schwep niet langer de nieuwsbrieven voor je Flying Blue customer loyalty programma laat schrijven...
Sinds die klus blijkbaar aan een ander bureau is uitbesteed dan aan het prima functionerende RappCollins die mij de Nederlandse versie liet schrijven krijg ik, als houder van een Flying Blue-kaart, nog maar mondjesmaat nieuwsbrieven per e-mail, en die houden inhoudelijk niet over. Aan drukken doen ze helemaal niet meer, blijkbaar. En hop, daar gaat de verkoop van tickets meteen in een steile daling. In een krimpende markt moet je meer reclame maken, mensen, niet minder...
Toch wens ik ze een zachte landing.
Ik vlieg af en toe met Air France-dochter Air Regional tussen Michelin City (Clermont-Ferrand) en Amsterdam op en neer (dankzij die directe verbinding kan ik in principe na een copieus ontbijt de deur uit en met een klant lunchen aan de Amsterdamse grachtengordel - niet dat u me dat vaak vraagt, maar het kàn). Gezellig klein vliegveld met de parking op honderd meter van de deur, prima maatschappij, lollige kleine jets met piloten die denken dat ze nog steeds bij de Franse luchtmacht aan de knuppel van een Mirage zitten.
Zoef !
Subscribe to:
Posts (Atom)