Sunday, August 29, 2010

Kantje boord

Een paar dagen geleden, op 26 augustus, had ik zo'n 'Wet van Murphy' gevalletje.  Een ballonvaart met twee Nederlandse passagiers die op vakantie waren in de Combrailles. Het was een warme augustusdag, dus had ik een oudere - maar goedgekeurde - aluminium gastank meegenomen in plaats van een even grote maar 7 kilo zwaardere dubbeldikke, aan alle Euronormen voor het wegvervoer conformerende roestvrijstalen tank.  Om nog een paar kilo extra gewicht te besparen gebruikte ik geen T-stuk om twee van de drie gastanks in de mand te verbinden met de 'rechter' van de twee branders die mijn ballon rijk is, maar koos ik ervoor om tijdens de vaart van tank te gaan wisselen.  Mijn ballon is klein, en soms telt elke kilo.
Ik vulde mijn tanks de avond tevoren vanuit een ietwat beschaduwd geplaatste bulktank, dus met gas dat niet al te warm was.  Gewoontegetrouw testte ik daarbij alle vers gevulde flessen om zeker te zijn dat de terugslagventielen van de gaskranen goed werkten.  Soms zit de O-ring van zo'n ventiel niet helemaal lekker en moet je de testprocedure (pal indrukken om het ventiel leeg te maken, kraan testen, pal weer indrukken) even herhalen voor er geen gas meer naar buiten komt.  Check en dubbelcheck. Alles functioneerde naar behoren.

De ochtend van de vaart stijg ik op met beide branders aangesloten op een roestvrij stalen tank van 60 liter; de aluminium tank van 40 liter doet dienst als reserve voor de rechter brander.
Warm weer, oude ballon, twee passagiers erin, 800 meter boven zee - het gaat hard met het gas.  Na een kleine 25 minuten passeren we een heuvelrug, waarachter een bebost ravijn, een glooiende iets lagere heuvel en daar weer achter een wat ruimer dal van anderhalve kilometer breed, zo'n 80 meter lager waar ik grote velden weet om in te landen.  Snelheid bij het naderen van het ravijn zo'n 38 km/u volgens de GPS, op 100 meter boven de grond.  De eerste tank staat zowat op 5 procent, ik besluit alvast van tank te wisselen om tijdens het aanvaren voor de landing twee volle tanks aangekoppeld te hebben en niet te worden afgeleid door gedoe met slangen en kranen.
Slang leeggebrand, slang overgezet op de volle aluminium tank, kraan open, brander testen.
Niets.  Geen gas.  Verdorie. 
De koppeling zit er nog niet goed op.  Even extra vastdraaien...
Prompt blaast er luid sissend een wolk witte damp uit de koppeling.  Net wat je als ballonpiloot nooit wilt horen - lekkend vloeibaar propaan in je mand dat in een paar seconden een explosieve gaswolk oplevert, met de waakvlammen van je branders er net boven. Ik had geprobeerd de koppeling extra aan te draaien met de kraan al open, en bij het iets open forceren van het terugslagventiel begon de boel te lekken.
Snel de kraan dicht gedraaid.  Gelukkig geen brand aan boord. Maar een van de twee branders heeft nu geen gastoevoer.

Intussen gaat in mijn hoofd de mentale schakelaar van de noodprocedures om.  Ik kijk meteen naar een zo dichtbij mogelijk gelegen veld om in te landen, en vertel mijn passagiers dat ik de vaart ga afbreken wegens een technisch probleem.  Als je zoiets overkomt is het credo: zo snel mogelijk aan de grond met de ballon, je vaart niet door met een defect.

In plaats van de verderop gelegen brede vallei moet het dan maar een veld op de dichterbij gelegen glooiende heuvel worden, net na de eerste heuvelrug en het ravijn.  Een beetje winderig misschien, een beetje hard en niet eenvoudig als je maar éen brander over hebt terwijl je in turbulente stromingen zit.  Maar liever een harde landing dan brand in de mand of ongecontroleerd neerstorten.
We dalen en komen in een chaotische, turbulente luchtmassa terecht vol rotors en vlagen.  Grote deuken in de ballon, de snelheid daalt in precies anderhalve minuut van 30 km/u naar 5.  Voor een ballon is dat een soort noodstop; het is een grote slappe zak vol lucht die plotseling van een snel voortbewegende luchtlaag in een vrijwel stationaire terecht komt.  Dat betekent in dit geval 25 km/u wind vol in je gezicht en in de ballon, die daardoor wordt ingedrukt en lucht kwijtraakt.  De ene brander die het nog doet op een bijna volle tank heeft er moeite mee om snel genoeg voldoende hitte in de ballon te brengen om hem weer letterlijk bol te blazen. Zodoende dalen we meer dan ik eigenlijk bedoelde, draaien naar rechts, en hangen dan stil, pal boven het beboste ravijn.  Ik stijg een beetje, en krijg nog een zwiep wind naar rechts, waar ik niet heen wil want in die richting zijn nul landingsmogelijkheden, het is allemaal bos en steile hellingen.

Het is nogal een gevecht om de controle te behouden en de keus is: of stijgen door de turbulente grenslaag en met de hoge windsnelheden op hoogte proberen door te varen - maar die wind lijkt te draaien naar een gebied waar het niet lekker landen is - of het ravijn in en hopen dat er daar een zwak stroompje te vinden is naar een open plekje of een naastgelegen veld.  Uiteindelijk drijven we tergend langzaam parallel aan de beek midden in het ravijn naar het westen (voor mij links), vlak boven de bomen. 

Intussen probeer ik nog een keer de dwarsliggende gastank op gang te krijgen. Maar het ventiel van de kraan wil absoluut niet toegeven, ondanks een aanval met een Leatherman. De slangkoppeling wil er ab-so-luut niet op.  Dus ik zet de slang weer terug op de vrijwel lege eerste tank, maar daar zit nog hoogstens voor twee of drie minuten gas in.

In plaats van een rappe landing na dat lekkageprobleem hangen we 20 minuten later nog steeds in de lucht met 30 procent in de enig resterende tank.  Ik maak plannen voor een eventuele landing in de bomen; maar moeder natuur is me uiteindelijk goed gezind en geeft me een heel flauw stroompje naar een open plek waar de ballon net in past.  Na drie kwartier varen, waarvan de helft met één brander en een defecte tank, landen we zachtjes in een klein veld tussen de bomen.  De enige nog bruikbare gastank geeft dan vijftien procent aan, zo'n vijf à zes minuten vaartijd... Oef.

Daarna duurt het natuurlijk een relatieve eeuwigheid voor de volgploeg ons gevonden heeft, want in zo'n ravijn heb je geen radiocontact en doet de mobiele telefoon het evenmin.  Dat hindert niet, we staan intact aan de grond.  Er is zowaar een weggetje vlakbij en we hoeven niet al te ver te sjouwen met de spullen.  Een paar uur later dopen we de twee passagiers in onze achtertuin en plopt de champagnefles open - een geluid dat ik liever hoor dan gesis in de mand...

We hadden ook in de turbulentie ongecontroleerd in de bomen kunnen ploffen, als de kraan van die tank gas was blijven spuiten en ik de waakvlammen uit had moeten zetten.  Zonder branders in de rotors omlaag donderen in een bebost ravijn, dat had op zijn minst botten gebroken, waarschijnlijk erger.  Zoals zo vaak in onze sport liep een gevaarlijke situatie op het nippertje goed af.

Later toonde nadere inspectie aan dat het veiligheidsventiel van die gaskraan in de loop van de nacht  voor de vaart hopeloos geblokkeerd was geraakt.  Er moest grof geweld aan te pas komen om het open te krijgen, en de tank moet nu in reparatie.

Vanochtend maakte ik een mooie ballonvaart voor een Frans bedrijf, met een grotere ballon boven de vulkanische bergketen van de Puy de Dôme.  Toch even de gaskoppelingen extra getest voor het opstijgen...

No comments:

Post a Comment