Sunday, November 20, 2011

Appeltaart

Als je een tijdje zeer ruraal woont kijk je op een andere manier tegen het landschap aan. In het begin vind je als ex-stadsbewoner vooral dat alles zo mooi is, en zo kalm. Dan word je geadopteerd door een ezel, die krijgt een veulen, en zonder dat je dat ooit van plan was ben je op zeker moment een ezelhoeder met twee grazers van elk een kwart ton in de tuin. In de loop van de jaren raak je ook meer geïnteresseerd in het wel en wee van de talloze kleine en minder kleine vogels, zwerfkatten, hermelijnen, egels, padden, bijen, hommels en talloze andere levensvormen om je heen. Je plant fruitbomen en ziet die groeien, hopend dat er iets eetbaars aan gaat groeien. Je vrouw begint een moestuin, en die wordt steeds groter en ingewikkelder. De ezels doneren hun mest, door tussenkomst van een bedrijfsredacteur met een mestvork en kruiwagen. Ze krijgen er biologisch gekweekte maïs voor terug. Wij salade, broccoli, komkommers, pompoenen, snijbieten, aardbeien en tomaten.

Tegenwoordig zie ik de omgeving vooral als voedsel. Net als veel andere Franse regio’s hadden we dit jaar last van grote droogte in het voorjaar, en dus een slechte hooiopbrengst. De boer die ons normaal regelmatig een paar balen brengt kon ons niets leveren – hij had bij lange na niet genoeg voor zijn eigen vee.
Ons terrein is te klein om onze twee ezelinnen het hele jaar te laten eten. Dus werd voor mij de berm van ons landweggetje plotseling een voedselbron: met mijn zeis maaide ik kruiwagens vol mooi lang bermgras waar de dames maar wat blij mee waren. I-aaa! En ik baalde toen de ene gemeentewerker die ons dorpje rijk is op zeker moment de berm kort maaide met een vernietigende verhakselmachine, voor ik zelf alles als mooie lange, krokante stengels had kunnen oogsten. Verdorie.

Gelukkig bood een buurman uitkomst. Hij vroeg of onze ezels een stuk braakliggend terrein bij zijn oude boerenhoeve konden komen ‘bewerken’: een veldje dat te klein en te diep gelegen was voor een tractor, en vol distels en ander lastig spul. Nu maken we minimaal twee keer per week de voettocht met ezels Ninon en Sego naar dat terrein, 's ochtends heen en 's avonds terug, want de dames willen 's nachts liever in onze tuin staan - toen we ze in eerste instantie in het andere veld wilden laten overnachten sprongen ze doodleuk over het niet bijster hoge hek en wandelden op eigen houtje terug.

In dat buurveldje staat een grote semi-wilde appelboom, precies op de erfgrens. Begin september begonnen daar appels te vallen, en dat waren hele mooie.
Ezels zijn dol op appels. Zodra er een valt is het hap, en weg. In tegenstelling tot paarden en koeien, die het fruit in één keer proberen in te slikken en erin kunnen stikken, kauwen ezels het volledig tot moes. Het sap loopt ze erbij uit de bek. Heerlijk !

Na overleg met de buurman bij wie de betreffende boom wortelde mochten we alles dat boven de ezels hing plukken als we dat wilden. Hij deed er niets mee. We besloten bij elk bezoek ‘een paar’ appels te plukken of uit de boom te schudden, en wandelden keer op keer terug naar huis met gevulde plastic tassen en uitpuilende jaszakken. 2011 is een goed appeljaar, en de appels uit het ezelveld bleken bijzonder smakelijk. We selecteerden de betere exemplaren uit voor langdurige opslag in onze fruit- en aardappelkelder. Daar liggen ze nu in nette rijen. Voor de ezels zijn er bakken vol met iets gebutste appels uit ‘hun’ boom en met andere wilde appeltjes, want langs de paden hier groeien verschillende appelbomen. Buren en vrienden die weten van het hooitekort voor onze ezels doneerden appels uit hun tuinen. Met al die vitaminen lopen ze er blakend bij.
Appelvoorraad

Nathalie fourageert regelmatig in de kelder en maakt lekkernijen: appelgelei en appel-vlierbesconfiture. Appeltaart. Appeltoetjes. Appelmoes. Appelsap.
Gisteren bakte ze weer een overheerlijke, glutenvrije appeltaart. Vanmorgen nam ik daar een flinke punt van als ontbijt. Met een toefje slagroom, want het is crisis en juist dan moet je blijven genieten van dat soort kleine dingen.

Dat deed me denken aan de Amsterdamse Golf Club. Daar zat ik een maand geleden in de herfstzon op het terras van het clubgebouw, waar het barpersoneel mijn ouders en mij een paar punten van een van de beste oerhollandse appeltaarten serveerde die ik sinds lange tijd had gegeten. Zelfgebakken en nog warm.
We waren te gast op een golftoernooi dat de AGC samen met ANWB Golf had georganiseerd ter nagedachtenis aan mijn jongste broer Jort, die een jaar geleden overleed aan kanker. Jort was een groot golfspeler, die vele wedstrijden won bij de AGC en nationaal, en die de laatste jaren de grote drijvende kracht was bij ANWB Golf. Hij was, constateerden wij tijdens ons bezoek aan de golfclub, zeer geliefd.

Mijn broer zal vaak aan hetzelfde tafeltje met uitzicht op de achttiende hole zo'n warm stukje appelgebak naar binnen hebben gewerkt. Natuurlijk met slagroom.

Dag Jort. Als ik verse appeltaart eet denk ik even aan je.