Sunday, March 16, 2014

Wild, wilder, wildst

Natuur moet je niet teveel willen 'beschermen'


Volgens 'deskundigen' is het met de bescherming van de biodiversiteit in ons departement, de Puy-de-Dôme, maar droevig gesteld. Dat stelt de Franse vogelwacht, de Ligue de Protection des Oiseaux, LPO. Maar wij weten wel beter. 

Het mooie magazine van de LPO, vol schitterende vogelfoto's en advertenties voor dure verrekijkers, meldt in januari 2014 dat een inventarisatie is gemaakt van de regio's en departementen waar de natuur en de biodiversiteit het best beschermd worden. Dat blijken vooral dichtbevolkte regio's, waaronder het Île de France (Parijs) en zowat alle departementen langs de Rhônevallei met al zijn krachtcentrales en steden als Lyon en Marseille. Veel gefortuneerde stedelingen die in de weekends via geasfalteerde paden naar observatiepunten  sjouwen met hun collectie telelenzen, dat scoort hoog op de nationale lijst voor de bescherming van de natuur. Of een natuurreservaat met een leger boswachters om de verkeersopstoppingen van een miljoen kanotoeristen in goede banen te leiden, zoals in de Ardèche.

Blijkbaar heeft ons departement, dat 53e scoort, de betreffende vragenlijst niet eens ontvangen en dus niet kunnen melden dat de helft van de provincie bestaat uit 'Parcs naturels régionals' (zoals dat van de Volcans d'Auvergne, het grootste regionale natuurpark van Frankrijk, groter dan Friesland, 120 km van noord naar zuid). Evenmin heeft men genoteerd dat er hier verschillende forse Natura 2000-gebieden zijn, zoals dat van de 'Gorges de la Sioule' waar wij midden in wonen: 250 vierkante kilometer  heuvelig, rotsig landschap met bosjes, hagen, velden, steenhopen, woekerende braamstruiken en takkenbossen, doorsneden door het 400 meter diepe ravijn van de Sioule. 'Zone de protection spéciale', Europees beschermd als vogelhabitat. Maar blijkbaar zijn de natuur en de biodiversiteit hier minder goed beschermd dan rond, zeg, Lille of Lyon...

Een ander artikel in hetzelfde blad gaat over een beschermde wilde diersoort die zeer weinig wordt waargenomen: de Europese wilde boskat, felis silvestris silvestris. Die is zo zeldzaam dat zelfs een geoefend vogelbeloerder er in tien jaar tijd met moeite een of twee wat wazige foto's van heeft weten te maken en in het LPO-magazine kraaiend van enthousiasme meldt wat een emotionele momenten die ontmoetingen waren.

Een echte boskat herken je aan zijn kleuren (okerbruin met strepen), zijn afmetingen, de iets andere, stoerdere kop waarin de ogen dicht bijeen lijken te staan, en aan zijn staart: die heeft nooit een in de lengte doorlopende streep maar wel meerdere donkere, vrijwel zwarte ringen en een volkomen zwart uiteinde.

Nu heb ik een berg foto's van zo'n boskat. En daar heb ik weinig moeite voor hoeven doen.
Hij kwam in de zomer van 2012 aanlopen vanuit een wild stuk bos, een weeskitten van een maand of twee oud, klaaglijk miauwend, en probeerde zich aan te sluiten bij de clan zwerfkatten die zich ophield rond ons huis. Na wat geblaas, getik en gegrom accepteerden die dat hij mee at uit de borden met kattenvoer die wij in het portiek neerzetten. Een van de poezen ontfermde zich uiteindelijk over hem nadat haar vier eigen kleintjes het allemaal hadden afgelegd, en hield hem in de herfst en winter vele dagen warm op de bank onder het portiek.

Vanwege zijn wat woeste uiterlijk en eerst schuwe gedrag doopten we hem 'Sauvage'. Pas maanden later vonden we wat informatie over echte boskatten, met foto's, en concludeerden we: maar dat is-ie!

Links: 'erkende' Europese boskat. Rechts: die van ons bosje. 

In tegenstelling tot de andere zwerfkatten is hij niet permanent in huis komen wonen, maar hij blijft in de buurt en loopt af en toe binnen om een hapje te eten of om een paar uur warm en droog te slapen. Sauvage, de wilde, is geen knuffelkat, maar is niet bang om dicht bij mensen te komen; althans bij ons.
Na zo'n bezoek wandelt-ie weer terug naar zijn domein, een bijna ondoordringbaar ruig bosperceel vol omgevallen bomen, braam- en andere prikstruiken waar geen jager ooit komt, op minder dan honderd meter van ons huis.

Behalve de wilde boskat zien we hier ook af en toe een hermelijn in de tuin jagen (soms kijkt-ie door de pui naar binnen). Eens wandelde er een groot wild zwijn langs terwijl wij vlakbij aan het klussen waren. Wouwen, buizerds, arenden en valken draaien hier hun rondjes. En dan zijn er de vossen, reeën, spits- en andere muizen, hamsterachtige woelbeesten, spechten, eksters, gaaien, ringslangen, kikkers, mussen, zwarte, blauwe, grote en kleine mezen, putters, groenlingen, boomkruipers en -klevers, spinnen, rupsen, wilde bijen, hommels, padden, vlinders...

Hermelijn speelt stokstaartje voor onze pui. 

Een paar jaar geleden verklaarde de meerderheid van de lokale bevolking zich hier fel tegenstander van de inrichting van een officieel natuurreservaat dat qua 'bescherming' een flinke stap verder zou gaan dan Natura 2000. Het zou betekenen dat ze geen paddestoelen meer zouden mogen plukken in het bos. Maar het impliceerde vooral de aanleg van  gladgestreken paden om de stroom van verrekijkerdragers te 'kanaliseren', de bouw van een informatiecentrum plus parking, en zodoende juist een potentiële aantasting van de natuur.

Doe maar niet, vond men, we kunnen het zelf wel af.

Natuur bescherm je het best door je er zo min mogelijk mee te bemoeien.